De strengere eisen op vlak van energieprestatie leiden tot beter geïsoleerde woningen.

Naarmate het E-peil lager moet worden zien we dat architecten vaak de kaart trekken van de performante gebouwschil.

Een verstandige en keuze zo blijkt.  Velen onder u slagen er in die manier in om de transmissieverliezen kosteneffectief in de hand te houden.

 

Tochtdicht bouwen loont.  Ook dat hebben al heel wat architecten kunnen vaststellen.  De materialen zijn voorhanden en met de juiste bouwaansluitingen kan de luchtdichtheidsproef voor uw bouwheer een fixe korting op het bekomen E-peil opleveren.  Bijkomende voordelen laten zich voelen in het thermisch comfort én via een beter werkend ventilatiesysteem.

Wat dat laatste betreft volgen meer en meer opdrachtgevers dan toch het advies van hun architect en geraken meer klanten overtuigd van de zin van een weldoordacht ventilatieconcept.

Ventilatie met natuurlijke dan wel met gedwongen luchtstromen, een vraaggestuurde regeling, al dan niet gebruik makend van gerecupereerde warmte op de extractie, ... de sector is in volle ontwikkeling en levert hopelijk ook volgende jaren nog heel wat oplossingen om te komen tot nog beter functionerende gebouwen.

 

Een kwalitatieve ventilatie in een voldoende tochtdicht en meer dan behoorlijk geïsoleerd gebouw : met deze drie pijlers zet u alvast de basis om niet alleen op papier maar ook in de praktijk kostenefficiënt te werken aan een echt energiezuinige woning die ook op papier voldoet aan de maximale eis op de netto-energiebehoefte voor ruimteverwarming.  (De hoogst toegestane drempelwaarde ligt vandaag op max. 70 kWh/m2 bruto vloeroppervlak per woning.)

 

 

E.P. met de B van binnenklimaat

 

Meer en meer collega’s merken dat doorgedreven isolatie, luchtdichtheid en warmterecuperatie kunnen leiden tot een problematisch zomercomfort.  Het serre-effect doet zijn intrede in onze gebouwen.

Enkel bij woongebouwen waarvoor ook een E-peil geldt moet het risico op oververhitting onderzocht worden.

Het risico op oververhitting in woongebouwen wordt in de EPB berekend aan de hand van de oververhittingsindicator.

Met de oververhittingsindicator wil de Vlaamse overheid er op toezien dat onze inspanningen om energie te besparen niet gedwarsboomd worden door een toenemend energieverbuik om gebouwen actief te gaan koelen.

Zonnewinsten worden belangrijker naarmate de gebouwschil wint aan performantie  en op een bepaald moment gaat de oververhittingsindicator in het rood.

 

Een intelligente ontwerpstrategie houdt rekening met dit gegeven en besteedt vanaf de eerste schets ook aandacht aan de mogelijkheden van actieve of passieve zonnewering.  Mits de juiste maatregelen is het immers een energiezuinige én een comfortabele woning te ontwerpen die niet actief gekoeld moet worden.  De winsten zijn duidelijk : goed voor het milieu, goed voor de elektriciteitsrekening van de bouwheer en goed voor de gemeenschap want actieve koeling kan leiden tot overbelasting van de elektriciteitsnetten in de zomer die hier niet altijd op voorzien zijn.  Het zoeken naar architecturale oplossingen om koelbehoefte te vermijden is dus zonder twijfel maatschappelijk verantwoord.

 

 

Zonnewering en EPB

 

Niet alle ontwerpstrategieën kregen een plaats in de EPB-regelgeving.  Toch loont het de moeite om ook even stil te staan bij bepaalde maatregelen die het zomercomfort ook gunstig beïnvloeden zonder dat ze noodzakelijk een grote impact hebben op het E-peil van het gebouw.  Logisch dat we ook bij die zaken stilstaan want comfort is voor ontwerpers van gebouwen een primair aandachtspunt, ook los van enig theoretisch berekend kengetal.

 

“Als de temperatuur in het huis stabiel blijft, geeft dat een comfortabel gevoel. Tijdens de winter kan je maximaal gebruik maken van de zonnewarmte door te zorgen voor voldoende glasoppervlakte in de ruimtes die op het zuiden uitkijken. De noordkant hou je eerder gesloten. In de zomer komt het er op

aan om de zon maximaal te weren om oververhitting te vermijden. Voorzie daarom een buitenzonnewering voor ramen die uitkijken op het zuidoosten tot het zuidwesten.”

(bron : Slim bouwen, levenslang comfort, D/2012/3241/335)

 

“... Als je bij de (ver)bouw(ing) materialen gebruikt die warmte of koelte opslaan en later weer vrijgeven, helpt dat tegen temperatuurschommelingen.

Oververhitting van ruimtes onder lichte dakconstructies kan je met een koeldak of een groendak aanpakken. Bij koeldaken is het dakoppervlak bekleed met een reflecterend of lichtgekleurd materiaal. Bij groendaken wordt gebruik gemaakt van mossen en/of planten.”

 

Mooi, ... concreet:

De factoren die rechtstreeks impact hebben op de oververhitting en dus ook het risico op actieve koeling zijn bij de meeste ontwerpers goed gekend.  Waarom worden ze niet weerhouden door de opdrachtgevers ?

Elke architect zal bevestigen dat van in de ontwerpfase aandacht besteed moet worden aan:

  1. de oriëntatie van de vensters;
  2. beschaduwing van vensters door luifels;
  3. actieve zonnewering aan vensters;
  4. de zonnetoetredingsfactor van de beglazing;

 

Verder kunt u spelen met de 'thermische inertie' : lichte gebouwen reageren snel op temperatuurinvloeden van binnen- of buitenaf maar reageren snel en worden dus ook snel (passief) gekoeld; met meer massieve constucties reageert uw gebouw trager maar buffert u de warmte (en dus ook de koelte.  Exacte wetenschap lijkt dit niet maar we doen toch een poging.

 

Kan de EPB ons helpen?

Jazeker, en om u te wapenen bij uw volgende confrontatie (met de zon, met de klant of met uw verslaggever) verklappen we alvast wat tips en tricks.

 

Een zonnewering kan het thermische zomercomfort in gebouwen aanzienlijk verbeteren en de energiehoeveelheid die nodig is voor de afkoeling ervan sterk verminderen. Door het gediversifieerde marktaanbod is het niet altijd eenvoudig om een zonnewering te kiezen die aangepast is aan het gebouw en het voorziene gebruik.

(bron : De verschillende functies van zonneweringen 2010/04, G. Flamant, ir., WTCB)

 

 

Slagschaduw in de EPB-software

 

Zonnewinsten worden in EPB ‘standaard’ ingerekend via diffuse en directe bezonning op beglaasde scheidingsconstructies.

Ook met de invloed van (slag)schaduw wordt ook rekening gehouden via een standaard reductiefactor op de bezonning (0,80).

Handig want dit vereist geen bijkomende invoer.

 

Een verslaggever die bereid is om de schaduwhoeken per venster gedetailleerd in te geven zal echter komen tot een EPB-model dat dichter aansluit bij de realiteit.

 

De berekening van de beschaduwing kan immers ook per venster worden ingevoerd in de EPB-software.  Een tijdrovend werkje maar een goede bron van informatie.

Wanneer geopteerd wordt voor een gedetailleerde berekening van de beschaduwing i.p.v. waarde bij ontstentenis dient de EPB-berekenaar alle vier mogelijke beschaduwingshoeken te bepalen voor elk venster. Indien er één niet ingevoerd wordt, zal de software de beschaduwing van dat venster niet kunnen vervolledigen en leidt dit tot een foutmelding en bijgevolg geen resultaat.

 

Voor alle overstekhoeken wordt telkens eerst het midden van het venster bepaald. Vanuit dat punt wordt telkens de hoek bepaald.

 

1. Horizonhoek

“De horizonhoek is de hoek tussen het horizontaal vlak en de verbindingslijn van het middelpunt van het zonontvangend vlak met de bovenrand van het belemmeringsvlak. Belemmeringen worden geschematiseerd tot één enkel verticaal belemmeringsvlak.”

2. Verticale overstekhoek

“Dit is de hoek tussen het vlak van het zonontvangend element en de verbindingslijn van het middelpunt van het zonontvangend vlak met de onderrand van het bovenhangende gebouwgebonden omgevingselement dat beschaduwing veroorzaakt, bijvoorbeeld een balkon. De verticale overstekhoek is 0° indien er geen overstek aanwezig is. De maximale waarde is 180°.”

3. Linker overstekhoek

“De linker overstekhoek is de hoek tussen het vlak van het zonontvangend element en de verbindingslijn van het middelpunt van het zonontvangend vlak met de zijrand van een links gepositioneerd gebouwgebonden omgevingselement dat beschaduwing veroorzaakt, bijvoorbeeld een uitschietende muur. De linker overstekhoek is 0° indien er geen overstek aanwezig is. De maximale waarde is 180°.”

 

4. Rechter overstekhoek

“De rechter overstekhoek is de hoek tussen het vlak van het zonontvangend element en de verbindingslijn van het middelpunt van het zonontvangend vlak met de zijrand van een rechts gepositioneerd gebouwgebonden omgevingselement dat beschaduwing veroorzaakt, bijvoorbeeld een uitschietende muur. De rechter overstekhoek is 0° indien er geen overstek aanwezig is. De maximale waarde is 180°.

Vaste obstakels zoals luifels, gebouwen kroonlijsten, bomen en tegenoverliggende gebouwen of tuinmuren kunnen naargelang de situatie een impact hebben op de berekening én op het resultaat.

 

 

Zonnewering en luiken

 

Vaste zonnewering

Er kunnen verschillende types zonnewering worden ingevoerd in de EPB-software. Als eerste kan de vaste zonnewering beschouwd worden in het vlak van het venster of niet in het vlak van het venster.

We bekijken eerst de mogelijkheden voor zonnewering die zich in het vlak van het venster bevindt. Hierbij kan voor de berekeningsmethode van de reductiefactor Fc gekozen worden voor een waarde bij ontstentenis. In dat geval hoeft alleen nog de positie van de zonnewering bepaald te worden: binnen, buiten, ongeventileerde tussenzonwering of andere.

Om tot de reductiefactor Fc te komen kan ook gekozen worden voor de optie “vereenvoudigde berekening”. Hierbij wordt opnieuw gevraagd naar de positie van de zonnewering en vervolgens dient de zonnetransmissiefactor en de zonnereflectiefactor van de buitenzijde opgegeven te worden. Wanneer meer dan 30% van de zonnestraling doorheen de zonnewering wordt doorgegeven (m.a.w. zonnetransmissiefactor > 0,3), wordt deze factor niet door de software in beschouwing genomen. Beide waardes voor deze eigenschappen worden steeds door de fabrikant aangeleverd.

De laatste optie om tot de Fc te komen is via een directe invoer van een gecombineerde zonnetoetredingsfactor. Deze geeft in één cijfer weer hoeveel zonnestraling zich door de zonnewering begeeft. Aangezien dit een directe invoer vereist, zal er steeds een stavingsstuk nodig zijn die aangeeft hoe de bepaling van deze zonnetoetredingsfactor gebeurt.

Het kan ook zijn dat de vaste zonnewering zich niet in het vlak van het venster bevindt. Om deze te kunnen selecteren in de software dient eerst de beschaduwing in detail ingevoerd te worden i.p.v. bij waarde bij ontstentenis.

Vervolgens kan onder zonneweringen het type ‘zonnewering niet in het vlak van het venster’ geselecteerd worden. Aangezien deze zowel horizontaal als verticaal aanwezig kan zijn, wordt er naar de overstekhoek gevraagd. Dit kan dan de verticale, linker of rechter overstekhoek zijn, afhankelijk van de plaatsing van de vaste zonnewering.

Mobiele zonnewering

Een tweede type zonnewering die in de EPB-software kan ingegeven worden, is de beweegbare of mobiele zonnewering. Deze mobiele zonnewering kan bijgevolg handbediend of automatisch bediend worden.

Vervolgens dient opnieuw de plaats van de mobiele zonnewering, de reductiefactor Fc en de positie van de zonnewering opgegeven te worden, gelijkaardig aan de opties zoals besproken voor vaste zonnewering.

 

 

Luiken

Wanneer er een buitenluik aanwezig is op een specifiek venster, kan dit ook opgegeven worden. Onder het tabblad ‘luik’ kan een luik met zijn eigenschappen ingevoerd worden. Wanneer de fabrikant een warmteweerstand opgeeft of wanneer de warmteweerstand van dit luik extern berekend wordt, kan deze waarde ingevoerd worden via directe invoer.

Hetzelfde geldt voor de klasse van de luchtdoorlaatbaarheid van het gesloten luik. Wanneer deze niet gekend is, wordt gevraagd om de spleetopeningen van de onder-, boven- en zijkant van het luik op te geven in de software in mm.

 

Als er aangeduid wordt dat de warmteweerstand (R in m2K/W) van het luik niet via directe invoer wordt opgegeven, kan het materiaal waaruit het luik vervaardigd is uit de bibliotheek  geselecteerd worden. Er kan enkel voor de categorieën ‘hout en houtderivaten’ of ‘metalen’ gekozen worden. Door bijkomend de dikte op te geven, zal de software de warmteweerstand kunnen berekenen.

Wanneer het luik uit een materiaal bestaat dat zich niet onder de standaard beschikbare materialen bevindt, kan het ook ingevoerd worden als een gebruikersmateriaal. Hierbij is opnieuw de keuze beschikbaar om enerzijds de warmteweerstand via directe invoer in te geven of om de software deze a.d.h.v. de specifieke eigenschappen de warmteweerstand te laten berekenen.