Thermische geostructuren of energy geostructures zijn funderingselementen waarin bodemwarmtewisselaars geïntegreerd worden. Ze kunnen een relatief goedkope oplossing bieden als geothermische bron. Bovendien bevinden deze geostructuren zich meestal onder het gebouw, waardoor ze ook mogelijkheden scheppen op plaatsen waar diepe verticale boringen moeilijk of niet uitvoerbaar zijn (door beperkte toegankelijkheid of boorbeperkingen). In dit artikel gaan we dieper in op deze systemen, de uitdagingen die ze met zich meebrengen en de aandachtspunten die bij de uitvoering in acht genomen moeten worden.

Funderingselementen als thermische bron

Het principe van de thermische geo­structuren is vergelijkbaar met dat van de klassieke systemen waarbij U-vormige bodemwarmtewisselaars in 100 à 150 m diepe verticale boringen geïnstalleerd worden (zie TV 259). De diepte waarop de geostructuren zich bevinden, is doorgaans echter beperkt tot maximaal 15 m (in bepaalde gevallen tot meer dan 30 m). De bodemtemperatuur wordt tot op 10 à 15 m diepte beïnvloed door seizoenschommelingen, al vermindert deze invloed sterk vanaf een diepte van ongeveer 6 à 7 m.

Enkele voorbeelden van geostructuren die als thermische bron aangewend kunnen worden, zijn: funderingspalen, micropalen, grondkeringen, funderingsplaten, grondankers en tunnels.

In een wapeningskooi bevestigde warmtewisselaar met voorgevormde U-lus.

Hoewel energiepalen de voorbije jaren in België in verscheidene projecten met succes toegepast werden, bleef een echte doorbraak uit en dit, ondanks het feit dat de thermische capaciteit van de energiepalen in de meeste gevallen volstond om aan de warmtebehoefte en deels aan de koelbehoefte van het bovenliggende gebouw te voldoen. De haalbaarheid van deze techniek verschilt naargelang van het project en is onder meer afhankelijk van de verhouding van de beschikbare paallengte (of muuroppervlakte in het geval van grondkeringen) tot de energiebehoefte van het gebouw.

 

Het vervolg van het artikel kan u nalezen op www.wtcb.be