Ontwerpparameters - bouwschil

Slim omgaan met Aangrenzende Onverwarmde Ruimten

18 januari 2013

Aandachtspunten bij het ontwerpen van kelders, zolders, garages en bergruimten.

De wijze waarop aangrenzend onverwarmde ruimten (AOR) worden bedacht blijkt nogal van belang te zijn voor de globale energieprestatie van het gebouw.
Een reden waarom het ons nuttig leek om eens wat dieper in te gaan op dit onderwerp.

We behandelen achtereenvolgens :
• het ‘concept’ AOR in de EPB
• transmissieverliezen
• ventilatieverliezen
• bouwkundige consequenties

Het ‘concept’ AOR.

De definitie van de ‘aangrenzende onverwarmde ruimte’ vinden we terug in Bijlage V van het Energiebesluit (B.S. 08.12.2010). Hier wordt de AOR omschreven als een aangrenzende ruimte die buiten het beschermd volume gelegen is en die niet verwarmd wordt.

 

De omschrijving “buiten het beschermd volume” is erg letterlijk te nemen. Een AOR kan dus per definitie géén deel uitmaken van een beschermd volume. Omgekeerd kan een onverwarmde ruimte binnen het beschermd volume nooit als AOR beschouwd worden.

 

Een onverwarmd trappenhuis in een appartementsgebouw wordt m.a.w. pas een AOR wanneer de ontwerper beslist om het trappenhuis buiten het beschermd volume te plaatsen. In dat geval worden voor het trappenhuis geen eisen meer gesteld voor wat betreft de warmtetransmissiecoëfficiënten (U-max waarden) van buitenmuren en -deuren. Het trappenhuis behoort immers niet meer tot het beschermd volume. De consequentie is evenwel dat elke muur en deur tussen appartement en trappenhuis wèl een scheidingsconstructie wordt van het beschermd volume.

 

In bijlage V wordt het beschermd volume dan weer gedefinieerd als het volume van alle ruimten in een gebouw dat thermisch afgeschermd wordt van de buitenomgeving (lucht of water), de grond en alle aangrenzende ruimten (verwarmde of onverwarmde) die niet tot het beschermd volume behoren. (In dit artikel zullen we het beschermd volume verder afkorten als BV.)

 

Het is m.a.w. de ontwerper van het gebouw die beslist welke ruimten zullen behoren tot het BV en hij of zij doet dit door het tekenen van isolatie. De architect bepaalt de grens van het beschermd volume en hij of zij zal hiernaar ontwerpen. De keuze is niet vrijblijvend want de grens van het beschermd volume heeft ook zijn consequenties voor o.a. de meting van de luchtdichtheid van het gebouw. (Overigens is nergens bepaald dat een AOR thermisch niet mag worden geïsoleerd.)

 

Het feit of een ruimte wordt gerekend tot het beschermd volume, dan wel wordt beschouwd als AOR is uiteraard ook een belangrijk gegeven voor de Netto Energiebehoefte voor Verwarming en voor het E-peil.

 

Maar vooral het K-peil kan variëren naargelang de keuze die in dit verband gemaakt wordt.

 

Naast de gemiddelde U-waarde wordt het K-peil immers bepaald door de compactheid van het gebouw. Wanneer de verhouding tussen het beschermd volume en de verliesoppervlakte (AT)wijzigt heeft dit onmiddellijk een effect op het K-peil.

 

De invloed van een AOR op het K-peil is echter moeilijk te voorspellen zonder de berekening effectief te gaan uitvoeren.

 

Nemen we als voorbeeld een woning met zolder onder een hellend dak.
Er zijn twee mogelijkheden om het beschermd volume af te bakenen. Ofwel wordt de zoldervloer geïsoleerd. In dit geval wordt de zolder een AOR.
Een andere mogelijk is de dakschilden te isoleren. Zo wordt de zolder deel van het beschermd volume.

 

Het energieverbruik (in absolute cijfers) van de woning met geïsoleerde zoldervloer zal lager liggen. Het volume van de zolder zelf moet immers niet worden opgewarmd en bijgevolg is er ook geen warmteverlies op dit luchtvolume.

 

Wenst u uw keuze tussen beide opties te laten afhangen van de waarde van het K-peil dan baseert u uw beslissing op een berekend kengetal dat niet automatisch strookt met het effectief verbruik. Voor de waarde van het kengetal hangt e.e.a. af van de verhouding BV/AT. Het globaal isolatiepeil van de woning met geïsoleerde zoldervloer is niet noodzakelijk lager dat van de woning met geïsoleerde dakschilden. Hetzelfde geldt voor het E-peil en ook voor de NEBVERW.

 

Wat geldt voor zolders is niet noodzakelijk waar voor kelders.
Transmissieverliezen via kelders gebeuren deels via de grond en daar wordt de situatie nog complexer (lees nog moeilijker te voorspellen).

 

De afbakening van BV (en dus het concept van uw plan) laten bepalen door de resultaten van de EPB-berekening kan leiden tot op het eerste zicht weloverwogen maar uiteindelijke arbitraire keuzes.

 

Het lijkt daarom beter om de voor- en nadelen van bepaalde opties te bespreken met de opdrachtgever en als vanouds (opnieuw) te kijken naar het programma.

 

Is de bouwheer een wijnliefhebber en wenst hij een koele kelder, dan is een kelder binnen het BV wellicht niet te juiste keuze.
Wordt de kelder gebruikt als werk- of hobbyruimte dan is de situatie uiteraard anders.

 

 

Transmissieverliezen via AOR

Transmissieverliezen doorheen scheidingsconstructies tussen BV en AOR worden vermenigvuldigd met een temperatuurreductiefactor b.
Op zijn beurt wordt deze b-factor bepaald door transmissie- en ventilatieverliezen via de buitenschil van de AOR.
Deze verliezen kunnen door de epb-verslaggever in detail berekend worden maar wanneer de buitenschil van de AOR niet is voorzien van thermische isolatie en weinig luchtdicht is gebouwd dan volstaat in de meeste gevallen de ‘standaardberekening’. In dat geval wordt geen rekening gehouden met de buitengeometrie van de AOR en is de reductiefactor b gelijk aan 1. Voor de bepaling van de oververhittingsindicator wordt er in dat geval van uitgegaan dat de AOR zich op dezelfde temperatuur bevindt als het beschermd volume.
Een tweede mogelijkheid bestaat eruit de buitengeometrie van de AOR wèl in overweging te nemen voor het berekenen van de reductiefactor b. In dat geval zal bij het berekenen van de energieprestaties van EPW of EPU-volume kunnen rekening gehouden worden met het ‘bufferend’ vermogen van de AOR.
De gevolgen kunnen doorwegen op het K-peil en op het E-peil, op de netto-energiebehoefte maar ook op het risico op oververhitting. Met een gedetailleerde berekening van de b-factor worden de U-waarden vlugger gehaald en worden eisen als K, E en NEBVERW soms net iets sneller gerealiseerd.

afb. a / gedetailleerde berekening van een AOR

Ventilatieverliezen

Bij de berekening van de b-factor wordt enigszins ook rekening gehouden met ventilatieverliezen doorheen of via de AOR.
Afhankelijk van de luchtdichtheid, de aanwezigheid van ramen, deuren of ventilatieroosters en de frequentie van het openen zullen de ventilatieverliezen a.h.v. deze parameters worden beïnvloed.

Dit is ook de reden waarom er, bij het invoeren van bv. vloeren of muren naar kelders of kruipruimten, informatie moet worden gegeven over de aard van kelder of kruipruimte.
Naast de aangrenzend verwarmde ruimte, de buitenomgeving en de grond kan in de EPB immers ook gekozen worden uit de begrenzingen :

  • Kelderruimte, zonder venster of deur: gedeelte van een gebouw onder de begane grond dat als bergplaats dient, zonder venster of deur.
  • Kelderruimte, met venster of deur: gedeelte van een gebouw onder de begane grond dat als bergplaats dient, met venster of deur.
  • Kruipruimte, sterk geventileerd: lage ruimte tussen de vloer van de begane grond en de bodemafsluiting, bestemd voor ventilatie, leidingen en gelegenheid tot reparaties, met nue>=1 h-1.
  • Kruipruimte, niet of zwak geventileerd: lage ruimte tussen de vloer van de begane grond en de bodemafsluiting, bestemd voor ventilatie, leidingen en gelegenheid tot reparaties, met nue<1 h-1.

afb. b / mogelijke begrenzingen van de buitenschil

Verder is het zo — we haalden dit al eerder aan — dat een AOR nooit tot de te meten zone kan behoren bij het uitvoeren van een luchtdichtheidsmeting. Wenst u dus een garage, gasmeterlokaal, technische berging, zolder, ... buiten het te meten volume te houden, dan zit er in het kader van de EPB-verslaggeving niets anders op dan deze ruimten bewust onder te brengen in één of meerdere AOR.

 

Bouwkundige consequenties

Aangezien AOR dus nooit tot het BV kunnen behoren dienen scheidingsconstructies tussen BV en AOR afdoende te worden geïsoleerd. De bouwkundige aansluitingen van de scheidingsconstructies vormen bouwknopen en dus deze zijn bij voorkeur EPB-aanvaard. Verder is het aan te bevelen aandacht te besteden aan de luchtdichtheid van het geheel en dit alles geldt ook voor de deuren.

Nagenoeg in elk residentieel project heeft de ontwerper te maken met dergelijke problemen en in het bijzonder bij projecten waarbij de toegang tot de kelder (buiten het BV) moet worden opgelost.

afb. c / deze ‘oplossing’ behoort tot het verleden !

In dit geval heeft de architect keuze om de grens van het BV te leggen op de eerste verdieping dan wel in de kelder.
Tekeningen niet scherp genoeg voor druk?

afb. d / grens van het BV ligt op de gelijkvloerse verdieping (bron VEA)

afb. e / grens van het BV ligt in de kelder (bron VEA)

Bovenstaande figuren van het VEA illustreren perfect de twee mogelijkheden. Welke optie de beste is valt moeilijke uit te maken. Beide oplossingen hebben hun eigen voor en nadelen en eens te meer is het de architect die samen met de bouwheer voor- en tegen zal moeten afwegen.

Benny Craenhals - energieconsulent.