Ontwerpparameters - bouwschil

Ononderbroken luchtdichte schil cruciaal

23 december 2011

FUNDERINGSAANSLUITING

 

Opbouw

Bij een bouwknoop moeten twee elementen die op zichzelf luchtdicht, thermisch geïsoleerd en waterdicht zijn, op elkaar aangesloten worden, zonder dat aan deze eigenschappen afbreuk gedaan wordt. De luchtdichtheid van de fundering zelf wordt gewaarborgd door de betonplaat (zie figuur 1). Ook de wanden van de constructie zijn op zich luchtdicht dankzij het gebruik van luchtdichte platen (voor meer info hierover, zie kaderstukje). Om deze twee, op zich luchtdichte, constructie-elementen, luchtdicht op elkaar aan te sluiten, maken we gebruik van een folie.


Materiaaleigenschappen

De luchtdichtheidsfolie moet beantwoorden aan twee belangrijke voorwaarden:

Aangezien de luchtdichtingsfolie zich aan de warme kant van de buitenste wandisolatieschil bevindt, moet ze dampremmend zijn. Dit om condensatie van warme, vochtige binnenlucht te vermijden. Wanneer er zich toch vocht in de wandisolatieschil bevindt, moet deze isolatieschil idealiter naar buiten toe kunnen uitdrogen. Vandaar dat men aan de koude buitenkant van de isolatieschil met dampopen materialen en aan de binnenkant van de schil dus met dampremmende materialen dient te werken.

Ten tweede moet de folie vochtbestendig zijn. Dit komt doordat de folie tijdens de opbouw blootgesteld kan worden aan vochtige constructie-elementen zoals de chape.

 

Plaatsing

Het belangrijkste principe bij de plaatsing van de materialen die samen de luchtdichte schil van een gebouw uitmaken, is dat ze een zo ononderbroken mogelijk geheel dienen te vormen. Een fout die in dit verband soms wel eens gemaakt wordt, is dat de luchtdichte aansluiting tussen de funderingsplaat en de buitenwand pas gerealiseerd wordt nadat de binnenwanden opgebouwd zijn. Dit heeft echter als gevolg dat de luchtdichte schil telkens onderbroken wordt bij de kopse aansluiting van een binnenwand op een buitenwand. Daarom is het aan te raden om op de plaats waar de binnenwanden aansluiten op de buitenwanden, de folie reeds vóór de constructie van de binnenwanden aan te brengen. Deze stukken folie dienen weerbestendig te zijn. De rest van het luchtdichte scherm kan men dan plaatsen op het moment dat de bouw volledig regendicht gemaakt is en net voordat de vloer (thermisch isolatieschuim en chape) op de funderingsplaat aangebracht wordt. De folie die daarvoor bestemd is, dient vochtbestendig te zijn, aangezien die in contact zal komen met het vocht van de chape. De folie dient verkleefd te worden met een speciaal daarvoor geschikte, elastische lijm (zorg voor een droge en propere ondergrond).

 

 

VLOEROPLEG

 

Opbouw

Bij een houtskeletbouw onderscheiden we twee aparte methodes om de vloeropleg te realiseren: de platformmethode en de balloonmethode.
Bij de platformmethode (zie figuren 2, 4, 5 en 6) rust de vloeropleg op de I-liggers waaruit de wanden van de onderliggende verdieping opgetrokken zijn. De luchtdichtheid wordt hier gerealiseerd d.m.v. een folie die rond de vloeropleg aangebracht wordt en die de luchtdichte houtplaten van de onder- en de bovenliggende verdieping met elkaar verbindt. Er zijn drie varianten op dit systeem (zie figuren 4, 5 en 6) waarbij de wandisolatieschil niet, gedeeltelijk of helemaal onderbroken wordt.
Bij de balloonmethode (zie figuur 3 en 7) blijft de wand één ononderbroken geheel. Tegen de luchtdichte platen wordt er een randbalk geplaatst. Ofwel rust de vloeropleg dan in speciale hangers die op de randbalk gemonteerd zijn (zie figuur 7); ofwel wordt de roostering boven op de randbalk geplaatst (zie figuur 3).
De luchtdichtheid kan heel eenvoudig gerealiseerd worden, doordat de luchtdichte platen ononderbroken kunnen doorlopen van de onder- naar de bovenliggende verdieping (zie figuur 7). Een andere, iets moeilijkere oplossing bestaat eruit om per verdieping te werken met aparte I-liggers (zie figuur 3). Als onderregel voor het plaatsen van de bovenste I-liggers kunnen er luchtdichte houtplaten of LVL-balken gebruikt worden. Om hier de luchtdichtheid te verzekeren, dient men wel een folie te gebruiken.

 

Materiaaleigenschappen

De folie die gebruikt wordt voor het luchtdicht afwerken van de vloeropleg bij de platformmethode, dient standaard een dampremmende folie te zijn, omdat ze steeds aan de warme binnenkant van de wandisolatieschil zit. Een uitzondering op dit standaardsysteem vormt figuur 6, waarbij de wandisolatieschil volledig onderbroken wordt door de vloeropleg. De folie bevindt zich daardoor volledig aan de buitenkant van de isolatieschil. Om het ademen van de wandisolatie en de isolatie die tussen de vloerbalken aangebracht wordt, mogelijk te maken, opteert men hier het best voor een dampopen folie. Vanuit een akoestisch oogpunt is dit de beste oplossing.
Bij de balloonmethode heeft men in principe geen folie nodig (zie figuur 7). De luchtdichte houtplaten kunnen gewoon van de onder- naar de bovenliggende verdieping doorlopen.
Ter hoogte van de randbalk moeten de voegen tussen de platen uiteraard wel luchtdicht afgeplakt worden met een daarvoor geschikte tape. De opbouw zoals die weergegeven is in figuur 3, vereist wel het gebruik van een folie. Deze folie dient dampremmend te zijn, aangezien ze aan de warme kant van de wandisolatieschil zit.

 

Plaatsing

Een belangrijk element bij de plaatsing van de folie bij de platformmethode is dat die ook weerbestendig moet zijn, aangezien ze in het grootste deel van de gevallen ook moet fungeren als wachtfolie. Immers, vooraleer de bovenste I-liggers geplaatst worden, moet de folie de op dat moment blootliggende wandisolatie (zie A op figuren 2, 4 en 5) tegen regenval beschermen.

De folie ligt dan opengeplooid naar buiten toe. Wanneer de I-liggers vervolgens geplaatst worden, wordt de folie naar binnen toe teruggeplooid en aangesloten op de luchtdichte platen van de bovenliggende wand. Indien de wachtfolie de isolatie ook na het optrekken van de verdiepingswanden aan de bovenkant beschermt tegen regen (zie figuur 4), worden vochtproblemen definitief vermeden. In figuur 6 wordt er een dampopen luchtdichtingsfolie gebruikt die wel weerbestendig moet zijn (aangezien ze tijdens de opbouw aan regen blootgesteld kan worden), maar die evenwel niet dient als wachtfolie, omdat er geen isolatie (A) zit die tijdens de opbouw beschermd moet worden.
Bij de balloonmethode is het verzorgen van de luchtdichtheid heel wat eenvoudiger. Het aanbrengen van de folie in de variant in figuur 3 is vanuit een praktisch oogpunt gezien heel wat simpeler te realiseren, omdat men die niet rond de volledige vloeropleg hoeft te leiden.

DAKAANSLUITING

 

Opbouw

Hier moeten we een onderscheid maken tussen een plat dak en een hellend dak.
Het verzorgen van een perfecte luchtdichtheid bij een plat dak is uitermate belangrijk om vochtproblemen te vermijden. Tegen het dampopen isolatiemateriaal in het dak moet er een luchtdichtingsfolie aangebracht worden, die ter hoogte van de wanden mooi aansluit tegen de luchtdichte platen (zie figuur 8).
Bij een hellend dak wordt vrijwel dezelfde logica gehanteerd (zie figuur 9). Hier is de vloeropleg van de zolderkamer gerealiseerd volgens de balloonmethode. Bemerk dat de luchtdichtingsfolie, gebruikt bij de vloeropleg, mooi aansluit met de luchtdichtingsfolie die voor het dak gebruikt wordt.

 

Materiaaleigenschappen

De keuze betreffende het soort folie dat gebruikt moet worden, is hier wel een belangrijk punt.
Bij een plat dak dient men een intelligente folie te voorzien. Die folie zal bij warme en vochtige omstandigheden (in de zomer) zich vrij dampopen gedragen; in droge omstandigheden in de winter zal de folie zich daarentegen dampdicht gedragen. Het werken met een intelligente folie is belangrijk, omdat er boven op het plat dak met een waterkering gewerkt wordt (EPDM of bitumen).
Deze waterkering is een dampdicht materiaal. Dat betekent dat deze isolatielaag bij het vochtig worden van het isolatiemateriaal in het dak tijdens de zomermaanden niet naar boven en dus niet naar buiten toe zal kunnen uitdrogen.
Vandaar dat men het uitdrogingspotentieel naar binnen toe moet verhogen, wat dus gebeurt door het kiezen voor een intelligente luchtdichtingsfolie.
Verder is het ook belangrijk dat de isolatie tussen de roosteringsbalken voldoende vocht kan bufferen in de winterperiode om opnieuw uit te kunnen drogen in de zomerperiode.
Aangezien een hellend dak niet bekleed wordt met een waterkering en dus vrij dampopen blijft aan de bovenzijde, kan men hier aan de warme binnenzijde van de dakisolatieschil gebruikmaken van een dampremmende folie. De voorwaarde is wel dat de onderdakplaat voldoende dampopen is.
Daarom wordt er in het voorbeeld (zie figuur 9) ook aangeraden om te kiezen voor een winddichte, isolerende, dampopen houtvezelplaat. Kiest men voor een onderdakplaat met een hogere dampdiffusieweerstand (μd-waarde), dan is het misschien aan te raden om ook hier met een intelligente folie te werken.


Plaatsing

Bij een plat dak wordt de folie ondersteund door plafondlatten die met een maximale tussenafstand van 50 cm geplaatst dienen te worden, zij moeten immers ook het volledige gewicht van het dakisolatiemateriaal dragen.
Bij de plaatsing van de luchtdichtheidsfolie in een hellend dak is het (net zoals bij een plat dak overigens) van het grootste belang dat eventuele doorvoeringen (dakvensters, schouwen ...) volledig volgens de regels van de kunst afgewerkt worden.

 

LUCHTDICHT PLAATMATERIAAL

De gangbare opvatting is dat een zo weinig mogelijk onderbroken binnenwand van OSB-platen dienst kan doen als luchtdichte schil bij een houtskeletbouw. De werkelijkheid is echter dat men er niet van mag uitgaan dat alle OSB-platen perfect luchtdicht zijn. Bovendien bestaan er nog andere houten plaatmaterialen die de luchtdichtheid van een schil kunnen verzekeren en die niet specifiek de naam 'OSB' dragen. Verschillende tests en praktijkgevallen hebben uitgewezen dat de kwaliteit van het luchtdichte plaatmateriaal een significant verschil kan uitmaken bij de resultaten van de blowerdoortest en dus bij de berekening van het E-peil. Er zijn een aantal factoren die de luchtdichtheid van een plaat bepalen: de dikte, de densiteit, de gebruikte lijm, de eventuele aanwezigheid van een speciale toplaag of coating... Informeer u ten gronde bij de producent of leverancier, zodat u achteraf niet voor verrassingen komt te staan. Wat tot slot ook van belang kan zijn, is de grootte van het plaatmateriaal. Hoe groter de panelen zijn, hoe minder naden men hoeft af te dichten en dus ook hoe minder risico er is op eventuele luchtlekken via deze naden.

 

Auteur: Bart Desanghere

Documenten
Bronnen
  • Bron fig. 1, 2, 3, 8 en 9: PHP vzw (www.bouwdetails.be)
  • Bron fig. 4, 5, 6 en 7: Eurabo
  • Met dank aan Eurabo, PHP vzw en Spanogroup
  • Bron: Professional Media Group - Vakblad Architect