EPB-regelgeving

Het minimaal installatierendement bij renovaties: mogelijke vrijstellingen/afwijkingen

4 september 2017

Het VEA ontving in 2015 verschillende aanvragen tot afwijking of vrijstelling van de EPB-eisen voor renovatieprojecten waarvoor het niet haalbaar was om te voldoen aan het minimaal installatierendement voor ruimteverwarming. De aanvragers argumenteren dat de bestaande verwarmingsketel nog goed functioneert en dat het vervangen van de ketel niet voorzien is in de werken. Het vervangen van de ketel leidt tot onvoorziene, aanzienlijke meerkosten.

Met de bestaande ketel is het technisch echter niet mogelijk om het minimaal installatierendement voor ruimteverwarming te behalen.

Het VEA werkte voor deze problematiek een algemene lijn uit. Die legt vast onder welke voorwaarden een afwijking of vrijstelling van het minimaal installatierendement voor ruimteverwarming mogelijk is.

Afhankelijk van de leeftijd van de ketel, op het moment van de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning, zijn er drie situaties mogelijk.

 

 

1. Ketels niet ouder dan 10 jaar

 

Het ministerieel besluit van 9 maart 2016 (pdf) voorziet een algemene vrijstelling voor ketels van 10 jaar oud of jonger. Als aan de volgende voorwaarden is voldaan, is de eis op het minimaal installatierendement voor ruimteverwarming niet meer van toepassing:  

  • het gaat om een renovatie of functiewijziging waarbij de bestaande ketel behouden blijft;
  • de ketel is op het moment van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning niet ouder dan 10 jaar;
  • de vloeroppervlakte die verwarmd wordt door de nieuwe/vernieuwde afgifte-elementen bedraagt minder dan 25% van de totale vloeroppervlakte.

 

De vrijstelling uit het MB van 9 maart is van toepassing voor dossiers met vergunning aangevraagd vanaf 16 april 2016.

 

Vanaf augustus kunt u in de EPB-software 3G aangeven of voldaan is aan de bovenstaande voorwaarden. Doet u vóór die softwarerelease de aangifte van een project dat in aanmerking komt voor deze vrijstelling? Gelieve het VEA dan het EPB-dossiernummer te bezorgen, samen met een bewijs van het voldoen aan de voorwaarden, via een e-mail naar energie@vlaanderen.be. Op die manier kan het VEA, na haar goedkeuring, deze vrijstelling in uw dossier bijhouden.

 

 

2. Ketels ouder dan 10 jaar en niet ouder dan 20 jaar

 

Voor ketels tussen 10 en 20 jaar oud kunt u een individuele afwijking aanvragen, via de aanvraagprocedure. De afwijking krijgt van het VEA een positief advies, als voldaan is aan twee voorwaarden:

  • de werken aan de verwarmingsinstallatie zijn beperkt;
  • De werken worden als beperkt beschouwd als de vloeroppervlakte die verwarmd wordt door nieuwe/vernieuwde afgifte-elementen minder dan 25% van de totale bruikbare vloeroppervlakte bedraagt.
  • de terugverdientijd van een nieuwe ketel is voor het project groter dan 15 jaar.

 

De terugverdientijd berekent u op basis van de richtlijnen en aannames in de bijlage ‘uitzonderingsaanvraag ketel: berekening terugverdientijd’ (pdf).

 

Als niet voldaan is aan één van de twee voorwaarden, dan beschouwt het VEA het technisch, functioneel en economisch wél haalbaar om de ketel te vervangen.

 

 

3. ketels ouder dan 20 jaar

 

Voor ketels ouder dan 20 jaar zijn geen vrijstellingen of afwijkingen mogelijk. Het is niet aangewezen om een ketel van meer dan 20 jaar oud te behouden. Een verouderde ketel heeft naast een hoger energieverbruik ook grotere onderhoudskosten en een hogere milieubelasting (hogere uitstoot). De bedrijfszekerheid van het toestel kan niet langer worden gegarandeerd. Als renovatiewerken worden uitgevoerd, is het dan ook aangewezen om het vervangen van de ketel in te rekenen in de totaalkost van het project.