In aanloop naar de zomer staan we nog even stil bij de problematiek rond oververhitting. In een 3-luik overlopen we de belangrijkste aandachtspunten, ontwerpmaatregelen, hun invloed op het S-peil en tot slot de aandachtspunten bij koeling in woningen. Dit artikel betreft deel 1 en is gebaseerd op een bestaand artikel naar aanleiding van de NAV-infosessies ‘conceptmatig een goed zomercomfort creëren’.

“Voorkomen is beter dan genezen. Met een doordacht bouwfysisch concept kan de architect oververhitting te slim af zijn”, aldus ir. arch. Friedl Decock, raadgevend ingenieur bij Daidalos Peutz, bouwfysisch ingenieursbureau uit Leuven.

Wanneer spreken we over oververhitting?

 

De temperatuur waarbij mensen het te warm hebben, is afhankelijk van hun kledij, activiteit, de relatieve vochtigheid en de luchtsnelheid. De temperatuur waarbij we over oververhitting spreken, is situatieafhankelijk.

 


Waarom hebben we er nu meer last van?

 

Luchtdicht bouwen en beter isoleren hebben slechts een beperkte impact op oververhitting. Vooral de zonnewinsten wegen zwaar door in de warmtebalans van een gebouw, zeker in combinatie met meer hittegolven en hogere temperaturen in steden. Het is dan ook een hoger glaspercentage in de gevel, minder zonwering, lichtere gebouwen en minder opengaande ramen die zorgen voor meer problemen qua zomercomfort dan vroeger. Mobiele buitenzonwering vermindert de impact van de zonnewinsten en natuurlijke piekventilatie via de ramen kan de zonnewinsten dan weer efficiënt afvoeren. Een goed ontwerp zorgt voor een goed zomercomfort.

 

 

Hitte(golf): stad vs. Platteland

 

Voor wie er nog aan twijfelt dat hitte doodt: de Europese hittegolf in 2003 (La Canicule), had 40.000 doden tot gevolg.
Hitte kan dodelijk zijn voor kwetsbare mensen (ouderen, baby’s, verzwakte personen….). Door de klimaatveranderingen
stijgt het aantal hittegolfdagen per jaar. Momenteel telt Brussel er gemiddeld 4, tegen 2040 kan dit oplopen tot 17 (prognoses H. Wouters – KULeuven).
Daarnaast zorgt het stedelijk hitte eiland effect dat de temperatuur in steden 1 à 3 graden warmer is dan op het platteland, tijdens een hittegolf zelfs tot 12 graden. Het koelpotentieel natuurlijke ventilatie daarentegen daalt in steden. Dit effect kunnen we milderen door onder andere groendaken te gebruiken en voldoende groenruimte in steden te voorzien.

 


EPB

 

De EPB-software geeft een indicatie van de kans op oververhitting in woningen. Omwille van de stationaire rekenmethodiek
is het geen ideaal instrument om oververhitting na te kijken. De belangrijkste parameters voor woningen zijn het beheersen van de zonnewinsten en het belang van natuurlijke piekventilatie via opengaande ramen. Beide zitten vervat in de rekenmethodiek.

 


Verschillende typologieën

 

De kans op oververhitting is situatieafhankelijk en de impact van diverse maatregelen op het zomercomfort, en hun neveneffect op het energieverbruik voor verwarming, ventilatie en daglichttoetreding kan sterk verschillen naargelang de typologie. Verder wordt voor verschillende typologieën een aantal aandachtspunten meegegeven.

 

Appartementen/Dakappartementen

 

Bij een appartement zorgt het gebruik van selectief glas (met minimale zonnetoetredingsfactor) voor een toename van het energieverbruik voor verwarming. Selectief glas beperkt de zonnewinsten het ganse jaar door. Zo worden niet enkel de zonnewinsten die aanleiding geven tot oververhitting in de zomer, maar ook de nuttige warmtewinsten in de winter beperkt. Mobiele buitenzonwering houdt daarentegen de zon buiten op de juiste momenten. Opengaande ramen zijn altijd noodzakelijk voor een goed zomercomfort. Voor een dakappartement met passiefschil is witte dakbekleding of een groendak sterk aan te raden. Door reflectie van het zonlicht loopt de temperatuur van een wit dak namelijk minder snel op. Een verlaagd plafond schermt dan weer thermische massa af, wat resulteert in extra temperatuuroverschrijdingen en een grotere nood aan opengaande ramen. Thermische massa in een woning (en zeker in een appartement) tempert hoge temperaturen overdag.

 

Woningen

 

Wat woningen betreft, hebben de bewoners door de manier van bewonen zelf een grote impact op het al dan niet bereiken van een goed zomercomfort. Enkel ramen openzetten en de zonwering gebruiken geeft reeds een goed comfort. Een automatische regeling kan het gebruikersafhankelijke oplossen.

 

Extra aandacht bij het ontwerp van woonzorgcentra (WZC)

 

Voor bewoners van een WZC kan hitte dodelijk zijn. Tijdens een ‘normaal klimaatjaar’ is een goed zomercomfort mogelijk met buitenzonwering en opengaande ramen. Sterk selectief glas (g < 0.3) kan eveneens soelaas brengen. Dit is goedkoper en vraagt minder onderhoud. Ommezijde van het plaatje is de verlaagde daglichttoetreding, wat nefast is voor de gezondheid van deze gebruikersgroep. Tijdens een hittegolf kunnen bovengenoemde maatregelen het zomercomfort niet garanderen en is een vorm van koeling noodzakelijk om de hittegolf op te vangen. Goede passieve maatregelen beperken wel het energieverbruik voor koeling.

 

Scholen

 

In een passiefschool is, naast de buitenzonwering en voldoende opengaande ramen, ook automatisch gestuurde natuurlijke nachtkoeling vereist. Het gebruik van mechanische nachtkoeling heeft namelijk een forse verhoging van het elektriciteitsverbruik tot gevolg. Ook de beschikbare thermische massa draagt bij tot een beter zomercomfort. En bij scholen net als bij kantoren is bijkomende zonwering op het noorden belangrijk.

 

 

Vuistregels

 

Drie vuistregels voor het ontwerpen met goed zomercomfort zijn het beperken van zonnewinsten, voldoende ventilatie en het beperken van interne warmtewinsten.

 

Beperk de zonnewinsten door:

  • een doordacht glaspercentage in de gevel (een balans tussen zicht, daglicht, warmteverlies en zonnewinsten),
  • mobiele automatisch gestuurde buitenzonwering
  • groendaken of witte dakbedekking

 

Zorg voor voldoende ventilatie en natuurlijke piekventilatie om de warmte efficiënt af te voeren door:

  • opengaande ramen (het minimaal opengaand raamoppervlak is verschillend naargelang het enkelvoudige, dwars- of schoorsteenventilatie betreft)
  • automatisch gestuurde natuurlijke nachtkoeling met beschikbare thermische massa
  • temperatuur en CO2-gestuurde ventilatie zorgt er voor dat bij opengaande ramen de mechanische ventilatie niet meer werkt (beperkt elektriciteitsverbruik)
  • een bypass op de warmteterugwinning van de mechanische ventilatie

 

Tenslotte is er het beperken van interne warmtewinsten via een realistische bezetting en het benutten van de thermische massa.