Bij renovatie wordt meer en meer belang gehecht aan doorgedreven isoleren. Tot een tiental jaar geleden waren spijkerflensdekens van 6 tot 12 cm dikte de standaard, vandaag wil men deze daken extra isoleren, doch kan dit zomaar?

Het dampscherm

We zijn allen overtuigd dat een correct geplaatst dampscherm belangrijk is. Het dampscherm, geplaatst aan de binnenzijde van het isolatiepakket, moet de constructie vrijwaren van bouwschade ten gevolge van condensatievocht. Een dampscherm dat aan alle naden en randen correct luchtdicht is afgewerkt zal tevens verhinderen dat de vochtige warme binnenlucht door de isolatie naar buiten kan glippen. Het risico van interne condensatie door grote infiltratie van vochtige lucht via de kieren wordt door deze luchtdichte afwerking vermeden.


Bij extra isoleren lijkt het niet evident om een correct dampscherm en een goede luchtdichtheid toe te passen: wat moet er gebeuren met het bestaande dampscherm? Wat is het risico op condens? Welke correcte aanpak is mogelijk? Hoe sluit ik aan op bestaande elementen zoals dakvlakramen, verluchtingsbuizen,..? Wat als ik niet overal bijkomend kan isoleren (bijvoorbeeld zolder is nog bereikbaar, maar het hellend dak in de kamers is afgewerkt met gipsplaten)?

 


Onder welke voorwaarden kunnen we van de mooie, doch vaak onhaalbare, theorie afwijken?

 

Het sarking dak

De eenvoudigste oplossing is buitenisolatie, het zogenaamde “sarking” dak. Voor een correcte opbouw worden de pannen, panlatten en sneeuwlatten weggehaald, het eventueel bestaande onderdak mag blijven liggen voor tijdelijke waterdichting. Bovenop de bestaande structuur wordt nu een dampscherm gelegd: vele leveranciers bieden een regendicht dampscherm aan, zodat je niet kan verrast worden door een regenbui. De naden van het dampscherm mooi luchtdicht afkleven en de randen luchtdicht aansluiten aan de muren (dit laatste is niet evident, dit vraagt patchwork). Op het dampscherm komt de isolatie, een onderdakfolie en terug verluchtingslatten, panlatten en dakafwerking. De panlatten zijn enkel in de verluchtingslatten geschroefd, deze steunen op de isolatie… om geen afschuiving te krijgen is het belangrijk de voorschriften van de isolatiefabrikant te volgen betreffende verluchtingslatten en schroeven. In deze opbouw zijn nu 2 dampschermen aanwezig: eentje onder de oude isolatie, zijnde echt binnenkant isolatie, en een dampscherm onder de nieuwe sarking isolatieplaten. In theorie is dit niet goed, het vocht dat van binnenuit door het eerste (meestal niet luchtdichte) dampscherm naar buiten migreert komt in een koudere zone van de isolatie een tweede dampscherm tegen. Het uittekenen van het dampdrukverloop met de methode van glaser kan hier uitsluitsel bieden. Voor gebouwen in klimaatklasse II (1165 Pa < pi < 1370 Pa) en III (1370 Pa < pi < 1500 Pa) kan je als vuistregel nemen dat minstens 60 à 75% van de R-waarde aan de buitenzijde van het buitenste dampscherm moet liggen. Heeft je oude laag glaswol een R-waarde van 2,35 (bijvoorbeeld 90mm glaswol met lambda 0,037, zonder rekening te houden met de slechtere isolatiewaarde van de houten liggers) dan is een sarking met R-waarde > 3,525 à > 7,05 aanbevolen, dit is minstens 90 à 180mm PIR of resol bijvoorbeeld. Op deze wijze krijg je de perfecte “theemuts” over je dak: naadloos, zonder koudebruggen.


Het is echter niet altijd mogelijk of wenselijk om langs buiten te isoleren: omwille van aansluiting op aanpalende daken, omwille van budget, dakvlakramen en schouwen die moeten worden aangepast in hoogte, …

 

Binnenisolatie

Ook bij langs binnen isoleren is het mogelijk de bestaande isolatie te laten zitten. Alvorens de isolatiewerken te starten is het toch belangrijk op enkele plaatsen de kepers/spanten en het onderdak te inspecteren, nu dit nog langs binnenuit kan. Het is belangrijk dat het onderdak goed aansluit en het hout in goede staat is. Door bijkomend te isoleren in combinatie met een goed te plaatsen dampscherm zal het hout namelijk niet meer zo vlot naar binnen kunnen uitdrogen.


Let ook op het type onderdak: vroeger werd er soms een plastik of roofing-achtig onderdak gebruikt met vrij hoge dampdiffusieweerstand. In deze situaties moet je binnen een dampscherm gebruiken met nog hogere dampdiffusieweerstand of kan je nog beter gebruik maken van natuurlijke isolatiematerialen die het vocht gaan bufferen in plaats van te laten condenseren tegen het te dampremmende onderdak.


De dikte van de bij te plaatsen isolatie kan je ook nu bepalen met een glaser berekening, doch sommige situaties zijn eenvoudiger te beoordelen. Indien de reeds geplaatste isolatie geen dampscherm heeft, of enkel een omhulsel van karton, dan is er geen probleem. Dan mag je zo dik als gewenst extra isoleren: het nieuw te plaatsen dampscherm aan de binnenzijde zal als enige scherm de rol van dampscherm vervullen (doch rekening houdend met de dampdiffusieweerstand van het bestaande onderdak!). Het karton op de bestaande isolatie heeft een veel lagere dampweerstand en vormt dus geen bijkomend risico op interne condensatie. Indien de geplaatste isolatie wel een dampscherm heeft (meestal een aluminium vlies) zijn er wel enkele vuistregels te volgen: zonder berekening kan je langs binnen de halve dikte van de reeds geplaatste isolatie bijplaatsen en dan dit geheel van binnen afwerken met een goed geplaatst luchtdicht dampscherm. Het oude dampscherm ligt dan nog in de warme zone van de isolatie zonder risico op interne condensatie. Indien de bestaande isolatie 12 cm dik is kan je dus zonder risico 6 cm laten bijplaatsen… dat is echter niet voldoende om een premie te krijgen en ook niet voldoende om echt goed geïsoleerd te zijn.

 

Extra binnenisolatie

Wil je langs binnen meer isolatie toevoegen zijn er 2 mogelijkheden. Bij een eerste toepassing met klassieke glaswol of rotswol dient het nieuwe dampscherm een (bij voorkeur vele malen) hogere dampdiffusieweerstand te hebben dan het reeds aanwezige aluminium vlies. Mogelijkheid twee is de toepassing van natuurlijke isolatiematerialen waarbij je kan kiezen voor een vochtvariabel dampscherm aan de binnenzijde: dit zal ervoor zorgen dat het vocht dat eigenlijk te traag door het oude dampscherm kan niet condenseert maar wordt gebufferd in de isolatie. Zodra het binnen iets droger wordt zal de vochtvariabele damprem de isolatie terug naar binnen laten uitdrogen. Dit laatste is een eigenschap die enkel met natuurlijke isolatiematerialen optimaal kan worden benut. In beide gevallen kan je een dak met reeds 6 of 9 cm bestaande spijkerflensdekens toch voldoende dik naar binnen toe bijkomend isoleren zonder de spijkerflenzen te verwijderen.

 

Luchtdichtheid

In alle situaties, zowel met buitenisolatie als bij langs binnen isoleren, is het belangrijk om het nieuwe dampscherm luchtdicht af te kleven aan alle doorboringen zoals schouwen, dakvlakramen,… teneinde luchtcirculatie door de isolatie te vermijden.


Bij toepassing van binnenisolatie is het echter budgettair niet altijd mogelijk om in de kamers onder het hellende dak de plafonds te verlagen. Dit is uiteraard spijtig voor de warmteverliezen die groot blijven in deze kamers, maar dit hoeft geen blijvend risico te zijn op condensatie. Door de plaatsing van een goede ventilatie kan de vochtigheid laag worden gehouden, wat het risico op oppervlaktecondensatie beperkt. Verder kan je ook alle kieren en doorboringen goed luchtdicht afkitten naar de gipsplaten waardoor de warmteverliezen en risico op interne condensatie ook onder controle blijft. Ook aan de stopcontacten kan je de luchtdichtheid verbeteren door deze los te maken en het inbouwdoosje te vervangen door een luchtdicht inbouwdoosje. Zo kan er ook via de stopcontacten geen ongewenste luchtstroom meer plaatsvinden.