Naarmate gebouwen aan strengere energieprestatie-eisen moeten voldoen, neemt het belang van luchtdichtheid toe. Luchtdicht bouwen wordt dan ook een van de kernthema’s van morgen.

Waarom luchtdicht bouwen?


Luchtlekken zijn om meerdere redenen zoveel mogelijk te vermijden. Om te beginnen veroorzaken zij ongecontroleerde energieverliezen. Een goede isolatie is op zich onvoldoende om de warmteverliezen te beperken. Een onzorgvuldig geplaatste isolatielaag verliest veel van haar isolerende eigenschappen door luchtstromingen zoals luchtrotatie en windspoeling (stroming van buitenlucht onder en door de warmte-isolatie). Een concept met doorgedreven isolatie, zoals een lage-energiegebouw of passiefgebouw, zal alleen gehaald worden met een secuur uitgevoerde isolatie in combinatie met een luchtdichte gebouwschil.

 


Verder kunnen luchtlekken aan de basis liggen van condensatie die kan resulteren in schimmelvorming of zelfs bouwschade. Luchtlekken leiden tevens tot ad hoc luchtuitwisselingen die een gecontroleerde luchtkwaliteit in het gebouw onmogelijk maken. Het debiet, de plaats, het moment en de richting van die uitwisselingen worden immers bepaald door verschillen in luchtdruk tussen binnen en buiten, ontstaan onder invloed van de wind, temperatuurverschillen of mechanische ventilatie. Dat hypothekeert ook de goede werking van een ventilatiesysteem.


Luchtlekken tasten ten slotte het gebruikscomfort aan. Ze kunnen aanleiding geven tot tochtproblemen, geluidsoverlast, indringing van stof, geuren en vervuilende stoffen.

 

 

De basisprincipes


Het basisprincipe van luchtdicht bouwen luidt dat de ontwerper rondom het beschermde volume één doorlopende luchtdichte laag moet plannen die nergens wordt onderbroken. Op elke willekeurige doorsnede moet hij in principe een gesloten luchtdichtheidslijn kunnen tekenen.


Een eerste stap om daartoe te komen, is een doordacht ontwerp. Alle bouwdetails moeten vooraf zorgvuldig worden uitgewerkt. Voor alle aansluitingen moet u nagaan welke laag luchtdicht is (betonplaat, pleisterwerk, ...) en hoe u deze lagen op elkaar kunt aansluiten. Bij buitenmuren in metselwerk (massiefbouw) vormt de bepleistering aan de binnenzijde van het gebouw de luchtdichte laag waarop u moet aansluiten met ramen, deuren, ... Deze luchtdichte schil perforeren met leidingen en stopcontacten leidt in de praktijk tot moeilijk op te lossen luchtlekken. Het gebruik van luchtdichte contactdozen kan dit probleem ten delen oplossen, onder voorwaarde dat de installateur de kabels op een zorgvuldige manier binnenbrengt. Een betere oplossing is leidingen en stopcontacten zoveel mogelijk in de binnenwanden te plaatsen.


Bij daken staat voor de luchtdichting veelal een aparte luchtdichte folie in die meestal ook meteen de functie van damprem vervult. De folie wordt aangebracht aan de warme zijde van de isolatie. Voor perforaties bestaan er speciale manchetten.
De voorkeur moet gaan naar luchtdichtheidstechnieken die gemakkelijk uit te voeren zijn. Ook moet de luchtdichte laag zo worden opgebouwd dat ze haar luchtdichtheid behoudt gedurende de volledige levensduur van het gebouw. Speciale aandacht is vereist voor zettingsvoegen, bewegingsvoegen en krimpvoegen, en voor de blijvende hechting van folies. Wat doet u met de aansluiting tussen muur en plafond? Dit voegje zal steeds opnieuw opengaan tenzij u een gepaste dichtingskit gebruikt. Ook het moment van verwerking kan belangrijk zijn. Voor een optimale hechting worden folies beter niet gekleefd in vochtige omstandigheden. Zelfklevende folies aanbrengen in een stoffige werfomgeving is sowieso niet vanzelfsprekend.


Vooraf alle aansluitingsdetails opmaken is dus een must. Oplossingen die nog op de werf moeten worden bedacht, komen al snel neer op kunst- en vliegwerk. Let er wel op dat de details kloppen met de volgorde van uitvoering. Zijn kitvoegen bijvoorbeeld nog bereikbaar op het ogenblik dat ze moeten worden opgevuld?
 

Als de ambities wat luchtdichtheid betreft hoog zijn, is een gepaste werfaanpak noodzakelijk. Vóór de opstart moet er overleg zijn met de belangrijkste aannemers. Iedereen moet op de hoogte zijn van de ambities van het project en van het belang van alle aansluitingsdetails. Een nauwgezette uitvoering door een gespecialiseerde aannemer kan immers teniet gedaan worden door een niet-geïnformeerde elektricien die een folie wegsnijdt.

 

 

Cruciale punten


Volgende punten zijn cruciaal wat de luchtdichtheid betreft.

  • De aansluiting tussen metselwerk en schrijnwerk. Zijn bv. de voegen tussen de ramen en ruwbouw goed gedicht?
  • De aansluiting tussen muur en dak.
  • De aansluitingen tussen muur en vloer, tussen muur en plafond, rond binnenwanden. Sluit bv. binnenpleister blijvend luchtdicht aan op de betonplaat?
  • Beweegbaar schrijnwerk. Zijn bv. de aanslagen tussen opengaande en vaste raamdelen blijvend luchtdicht ontworpen (slijtage van de rubbers)?
  • Spleten rond deuren. Voor buitendeuren wordt, als een ver doorgedreven luchtdichting gewenst is, een onderdorpel gebruikt.
  • Brievenbussen.
  • Rolluikkasten.
  • Perforaties door leidingen, spots, stopcontacten. Zijn de leidingdoorgangen naar de kruipkelder luchtdicht afgewerkt?
  • Het zolderluik.
  • Dakvlakvensters.
  • De ventilatievoorzieningen voor keuken, bijruimtes en badkamer.
  • De afwerking van geïsoleerde dakschilden. Is daar een luchtscherm aangebracht dat luchtdicht aansluit op de zijmuren, spanten, dakdoorgangen?

 

Hieronder bekijken we in detail enkele veel voorkomende aansluitingen.

 

 

Funderingsaanzet


Voor de overgang tussen de betonplaat en het dragend metselwerk dat wordt bepleisterd (figuur 1), wordt een luchtdichte folie gebruikt. Dergelijke folies worden met een luchtdicht kleefmiddel verlijmd op de betonplaat en opgetrokken tegen het dragende metselwerk. Bovenaan staat een aansluitband met wapeningsgaas dat wordt ingepleisterd, in voor de luchtdichte aansluiting. Belangrijk is dat de folie luchtdicht aangesloten blijft tijdens de pleisterwerken en ook later niet beschdigd wordt door de vloerder, de parketteur of de elektricien.


Een mogelijkheid in houtskeletbouw is dat de folies zowel op de betonplaat als op de OSB-plaat worden verlijmd.
 

Voor deze aansluitingen geldt dat de werken heel secuur moeten worden uitgevoerd. Omdat de dekvloer normaal pas wordt geplaatst na de blowerdoortest (zie verder), zijn bijsturingen nog mogelijk. Dat is zeker handig als een hoge graad van luchtdichtheid is vereist (passiefbouw).

 

 

Raamaansluitingen


De continuïteit tussen de binnenbepleistering – meestal de luchtdichte laag – en het schrijnwerk moet continu zijn. In de praktijk sluit het pleisterwerk dikwijls rechtstreeks aan op het vaste kader, maar omdat pleister geen spanningen kan opvangen, leidt dat gemakkelijk tot scheurtjes in het pleisterwerk. Er bestaan meerdere goede oplossingen, waarvoor telkens geldt dat ze feilloos moeten worden uitgevoerd. Een omkasting, gecombineerd met een voegvulling en een kit, is er daar een van. Een andere mogelijkheid is dat de dagkant wordt gepleisterd, er een pleisterstop wordt geplaatst en de voeg met een kit wordt gedicht. Een gepleisterde dagkant kan ook luchtdicht worden afgewerkt met een folie.


Voor massiefpassiefgebouwen zijn er enkele extra aandachtspunten. Door de dikke isolatielaag kan het buitenschrijnwerk ver buiten het binnenspouwblad komen te hangen. De torsie van het raam kan opgevangen worden met een aangepast multiplexkader rond het schrijnwerk. Dit kader wordt in het binnenspouwblad verankerd en komt gelijk met de binnenzijde van dat binnenspouwblad (figuur 2 en 3). Een luchtdichte siliconekit dicht de voeg tussen het buitenschrijnwerk en de multiplex. Op de rand van de multiplexkader wordt in de neg van het raam een dichtingsfolie aangebracht die wordt omgeplooid en ingepleisterd. Een alternatief zonder luchtdichtingsfolies is een multiplex kader met Flexifoam als aansluiting met het gepleisterd metselwerk. Voorwaarden zijn wel dat het schuim ononderbroken en met een voldoende diepte wordt aangebracht.
 

Een tip: houd er bij passiefbouw rekening mee dat de binnenafwerking op het multiplexkader geen belemmering vormt bij het openen van het raam. Denk er ook aan dat plinten een obstakel kunnen vormen voor het volledig openen van deuren.

 

 

Aansluiting hellend dak
 

Voor de aansluiting op het hellend dak zijn er diverse mogelijkheden. Een daarvan is het gebruik van een dampremmende luchtdichte folie (figuur 4). Belangrijk is dat overlappingen luchtdicht worden uitgevoerd en dat de folie luchtdicht aansluit bij het binnenpleisterwerk. Een andere optie is dat tegen de binnenzijde van de dakspanten OSB platen worden aangebracht met een gekleefde tand- en groefverbinding of waarvan de naden luchtdicht worden afgekleefd. De OSB-platen kunnen ook op de spanten worden geplaatst, met een afkleving van de naden langs de buitenzijde, waarna de isolatieplaten worden aangebracht. Zorgvuldigheid is vereist voor de topgevels, de dakgoot en de aansluiting aan het binnenpleisterwerk. Vraag bij de leverancier of fabrikant of de OSB platen voldoende luchtdicht zijn.


Houd er rekening mee dat, als bij een spantendak de isolatie tussen de keperspanten wordt aangebracht, het bijna onmogelijk is om elke trekker van elke spant luchtdicht af te werken. Bij spijkerflensdekens zijn er dan weer veel voegen die heel moeilijk allemaal luchtdicht te krijgen zijn.

 

 

Grootheden en evolutie


De mate van luchtdichtheid kan gemeten worden met een zogenaamde pressurisatieproef. Tijdens de proef wordt de luchtdruk binnen het gebouw kunstmatig opgevoerd tot 50 pascal. De proef wordt uitgevoerd met de zogenaamde blowerdoor. Eventueel worden de lekken zichtbaar gemaakt door een rookgenerator te gebruiken. De luchtdichtheid wordt uitgedrukt in verschillende grootheden. In de epb-regelgeving wordt de v50- waarde gebruikt, die de gemiddelde luchtdichtheid van de gebouwschil weergeeft, uitgedrukt per m² verliesoppervlak. Voor de certificatie van passiefhuizen wordt de n50-waarde gebruikt die het aantal luchtverversingen per uur weergeeft. Voor passiefcertificatie is vereist dat n50 ≤ 0,6 h-1. Per uur wordt, bij een drukverschil van 50 pascal, het luchtvolume dus maximaal 0,6 keer ververst tijdens de blowerdoortest.
Luchtdicht bouwen zal de komende jaren alleen maar aan belang winnen. De nieuwe Europese richtlijn voor energie-efficiëntie in gebouwen (EPBD recast) legt een geleidelijke overgang naar bijna energieneutrale nieuwe gebouwen op. Met welke eis inzake luchtdichtheid dit gepaard zal gaan, ligt nog niet vast. De courante bouwpraktijk komt vandaag uit op een n50 tussen 5 en 8, wat betekent dat er 5 tot 8 volumewisselingen per uur nodig zijn. Pertinent onvoldoende met het oog op duurzaam en energiezuinig bouwen. Een haalbaar streefdoel is momenteel een waarde tussen 3 en 5. In bepaalde omstandigheden dringt een lagere waarde van 1 zich op, bijvoorbeeld voor zeer energiezuinige gebouwen, gebouwen die zijn uitgerust met een mechanisch ventilatiesysteem met warmterecuperatie, gebouwen met een dampdicht onderdak of een vochtig binnenklimaat. De lat zo hoog leggen, gaat wel onvermijdelijk gepaard met een meerkost.