Helpdesk & FAQ

Heeft mijn klant een omgevingsvergunning voor het luik milieu nodig voor de afzonderlijke luchtwarmtepompunits in een appartementsgebouw?

Het betreft split systemen waarvan de buitenunits op het dak geplaatst worden.


Het is moeilijk om hier concrete uitspraken te doen, gezien de plicht tot het al dan niet aanvragen van een omgevingsvergunning of melding voor het luik milieu voor warmtepompen moet geëvalueerd worden aan de hand van de totaal geïnstalleerde drijfkracht van de warmtepomp(en).

 

Rubriek 16.3.1 Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van…

16.3.1.1: Voor een totaal geïnstalleerde drijfkracht tussen 5-200 kW is er een meldingsplicht

16.3.1.2: Voor een totaal geïnstalleerde drijfkracht > 200 kW geldt er een klasse 2 vergunning

 

De 'geïnstalleerde totale drijfkracht' wordt in de definities van titel II van het VLAREM gedefinieerd als volgt: 'het gezamenlijk vermogen van de (vast opgestelde) motoren, rechtstreeks gerelateerd aan de activiteit in de rubriek.'

 

De ‘drijfkracht’ zoals hier gedefinieerd staat niet gelijk aan het benodigd vermogen voor verwarmen maar aan het aandeel elektrisch vermogen dat bij een bepaald rendement nodig is om het totale thermische vermogen te kunnen leveren.

 

Bij het bepalen van de totaal geïnstalleerde drijfkracht van de warmtepomp mag men uitgaan van het compressorvermogen zoals opgenomen in de technische fiches van de warmtepomp.

Wanneer een appartementsgebouw met verschillende wooneenheden wordt voorzien van afzonderlijke warmtepompunits, dient men rekening te houden met het totaal geïnstalleerd vermogen van de warmtepompen.

 

 

Een fictief voorbeeld:


Voor een appartementsgebouw met 5 wooneenheden wordt gekozen om met afzonderlijke luchtwarmtepompen te werken met telkens een thermisch vermogen of verwarmingscapaciteit van 4,5kW en een COP van 5 bij 7°C (A7/W35). De warmtepomp heeft een elektrisch compressorvermogen van 0,9 kW.
In de bepaling van de meldingsplicht wordt dus met een totaal geïnstalleerd drijfkracht van 4.5kW gerekend. Deze opstelling voor dit type warmtepompen is dan ook vrijgesteld van de meldingsplicht.

 

Echter is in een ontwerp- en vergunningsaanvraagfase het merk, type en het vermogen van de warmtepomp(en) (afhankelijk van het warmteverlies en het installatieconcept) zelden gekend.

 

Bij twijfel wordt er geadviseerd om toch reeds een melding van de warmtepompen te doen.

Indien de vergunde situatie na uitvoering van het project niet overeen blijkt te komen met de realiteit, kan er desgevallend nog een regularisatie worden doorgevoerd.

 

Hoewel warmtepompen (volgens art. 2.1.14° van het Vrijstellingenbesluit) bevestigd op of aan de woningen, op voorwaarde dat ze niet meer dan drie meter boven de nok van de woning uitsteken, vrijgesteld zijn van het stedenbouwkundige luik van de omgevingsvergunning, kan het alsnog nuttig zijn bij meersgezinswoningen om bij de omgevingsvergunningsaanvraag de locatie van de units aan te duiden op plan.

 

Meer info omtrent luchtwarmtepompen en het stedenbouwkundig luik vindt u hier terug.


9 december 2019



 

faq

Heeft mijn klant een omgevingsvergunning voor het luik milieu nodig voor de afzonderlijke luchtwarmtepompunits in een appartementsgebouw? | 09-12-2019

Het betreft split systemen waarvan de buitenunits op het dak geplaatst worden.