Naast vraaggestuurde ventilatie is balansventilatie met warmteterugwinning een van de meest courante technieken ter beperking van warmteverliezen door ventilatie. Het rendement van de gebruikte warmtewisselaar heeft evenwel een grote invloed op de globale prestaties van dit ventilatietype. Welk rendement mag men in werkelijke omstandigheden verwachten?

Het principe van een balansventilatiesysteem berust op een volledig mechanische luchttoevoer en -afvoer (systeem D volgens de norm NBN D 50-001). Vermits deze systemen doorgaans uitgerust zijn met een warmtewisselaar, spreekt men ook van warmteterugwinningssystemen.


De aan de vochtige ruimten onttrokken warme lucht wordt gebruikt om de verse buitenlucht door middel van een warmtewisselaar voor te verwarmen. Deze voorverwarmde verse lucht wordt vervolgens in de droge ruimten van het gebouw geblazen. Dankzij deze techniek worden de warmteverliezen door de ventilatie beperkt en het energieverbruik voor de verwarming verminderd. Een andere techniek die hier courant voor toegepast wordt, is de vraaggestuurde ventilatie.


Het rendement van de warmteterugwinapparaten kan bepaald worden door in gestandaardiseerde omstandigheden laboratoriumproeven uit te voeren. Het WTCB heeft op zijn beurt het rendement van meerdere warmteterugwinapparaten in werkelijke omstandigheden in situ kunnen meten.

Voorbeeld van een balansventilatiesysteem.

1. Beoordeling van de prestaties

 

De globale energieprestaties van het ventilatiesysteem kunnen beoordeeld worden op het niveau van:

  • het rendement van de ventilatiegroep zelf: kunnen de in-situresultaten vergeleken worden met de resultaten van de laboratoriumproeven?
  • de globale efficiëntie: welke elementen hebben een invloed op de prestaties van de volledige installatie?


 

2. In situ gemeten rendement van de ventilatiesystemen
 

De grafiek op de volgende pagina geeft de temperaturen weer die gedurende een week aan de in- en uitgangen van een van de beproefde systemen gemeten werden. Hieruit blijkt dat het op basis van deze temperaturen berekende rendement gedurende de betreffende periode relatief constant blijft: het bedraagt 80 % (tegenover 84 % in het laboratorium). Het verschil is dus vrij klein.

 

Voor het merendeel van de in de meetcampagne bestudeerde ventilatiegroepen ligt het rendement tussen de 70 en de 90 %. Over het algemeen leunen de in-situresultaten dicht aan bij deze die in het laboratorium gemeten werden.

Temperaturen die gedurende een week aan de in- en uitgangen van een van de beproefde installaties gemeten werden.