Hoeveel energie uw klant bespaart door zijn investering? Dat is niet zo eenvoudig in te schatten. Tussen theorie en praktijk gaapt een kloof. Uiteraard speelt de gebruiker, uw klant, daarin een belangrijke rol. Maar er is meer. Welke factoren spelen mee? En vooral: hoe kan u daar als bouwprofessional op inspelen? Met 5 concrete stappen helpt u uw klant al een pak vooruit.

Enkele vaststellingen

 

Rekenen

Het berekend energieverbruik volgens EPB-berekeningen (en andere) ligt doorgaans een stuk hoger dan in de praktijk. Een berekening staat en valt natuurlijk met de basisgegevens die je er in steekt, én met de rekenmethode op zich. Vertrek je van gegevens die erg afwijken van de realiteit, dan loopt het fout. Denk maar aan de luchtdichtheid. Ga je uit van de standaardwaarde in EPB in plaats van de waarde die je meet, dan zal het berekend energieverbruik een stuk hoger liggen. Want de meeste woningen scoren beter op luchtdichtheid dan de standaardwaarde. Daarnaast gaat het om een vereenvoudigde rekenmethode. Zo gaat de EPB-software er van uit dat het overal in huis even warm is. Zo zijn er voor alle facetten van de woning vereenvoudigingen gebeurd, die de rekenmethode werkbaar moeten maken voor pakweg een eengezinswoning. Berekeningen op zich zijn dan ook niet feilloos… En dan is er nog geen rekening gehouden met de gebruikers…

 

Hoe gebruiken we oudere woningen?

Onderzoekers van UGent brachten de resultaten van verschillende enquêtes en metingen in kaart. Daaruit kwamen enkele vaststellingen, die u wellicht ook zelf al opmerkte bij uw klanten.

  • De meeste mensen verwarmen hun slaapkamer niet. In heel wat slaapkamers zakt de temperatuur geregeld onder de 18°C.
  • Ook circulatieruimtes zoals gangen en inkomhallen verwarmen we zelden.
  • Badkamers in oudere woningen verwarmen we enkel op het moment dat we ze gebruiken. Eventjes ’s ochtends of ’s avonds, meer niet.
  • Hebben we in onze oude woning een kachel, al dan niet aangevuld met enkele elektrische verwarmingselementen? Dan verwarmen we vaak enkel de ruimte waar de kachel staat, op het moment dat we thuis zijn. De andere ruimtes verwarmen we dan slechts sporadisch. Het energieverbruik ligt dus laag. Is er in een gelijkaardige woning centrale verwarming? Dan zal het energieverbruik (maar ook het comfort) een stuk hoger liggen, aangezien de verwarming dan vaak in meerdere ruimtes aan staat.

In berekeningen wordt er echter van uitgegaan dat we ons hele huis verwarmen… Hierdoor is de reële besparing in oudere woningen een stuk kleiner (en vaak zelfs maar de helft) ten opzichte van de berekende besparing dan bij recentere woningen.

 

Hoe gebruiken we recentere woningen?

Ook over het gebruik van recentere woningen brachten de onderzoekers verschillende resultaten bij elkaar. Daarbij bekeken ze zowel woningen van zo’n 10 jaar oud, uit de beginperiode van de EPB-regelgeving, als woningen die bijna-energieneutraal zijn. Ook daar deden ze enkele vaststellingen:

  • In de recente woningen is er doorgaans centrale verwarming, en blijft het in de badkamer vaker de hele dag door redelijk warm.
  • De woonkamers blijven vaker 24/24 warm. Niet iedereen past nachtverlaging toe, of zet de verwarming lager als hij niet thuis is. Vooral in woningen met een warmtepomp (in combinatie met vloerverwarming) is dit het geval. Werkt onze verwarming op een gasketel, dan zetten we wel vaker de verwarming lager als we weg zijn of gaan slapen.
  • Recentere woningen beschikken over een ventilatiesysteem. Dat zetten we met z’n allen doorgaans op de laagste stand.
  • Een deel van de bewoners van doorgedreven geïsoleerde woningen zet ’s nachts de ramen open, ook in de winter. En dat voornamelijk om de temperatuur in de slaapkamer te laten zakken.

Hoe speel je hier als bouwprofessional op in?

 

  1. Denk in een dag- en nachtzone.
    Een gouden tip voor iedere bouwprofessional: denk in zones. Werken met een dag- en een nachtzone in een woning dicht de kloof tussen reëel en theoretisch energieverbruik al een flink stuk. En dat in alle facetten van de bouw. Door in de berekeningen uit te gaan van zo’n zonering, zal de theorie al dichter bij de realiteit komen. En door het in de praktijk door te voeren, zal je klant effectief energie besparen.
     
  2. Start bij het ontwerp.
    Het ontwerp van de woning bepaalt natuurlijk heel veel. Lopen ruimtes door in elkaar, is er geen duidelijke scheiding tussen het dag- en nachtgedeelte, zijn er vides…? Dan zal de energiebesparing in de praktijk doorgaans een stuk kleiner zijn, doordat het overal even warm is. Leent het ontwerp er zich niet toe een indeling te maken in dag- en nachtzone, weet je dus dat het extra opletten is voor te optimistische voorspellingen op het vlak van energiebesparing...
     
  3. Hou rekening met de keuze van verwarmingsinstallatie.
    In dezelfde categorie als voorgaande: gaat je klant voor een warmtepomp en vloerverwarming in zijn BEN-woning? Ga er dan van uit dat quasi alle ruimtes vaak continu op temperatuur blijven. Goed nieuws op het vlak van verwarming is wel dat de rendementen in de praktijk redelijk goed overeenkomen met de waarden die je terugvindt in Ecodesign en EPB, zowel in oude als recentere woningen. Wil je in bestaande woningen het energieverbruik van de verwarmingsinstallatie nog beter inschatten, reken dan met temperaturen onder de 18°C in de slaapkamers en circulatieruimtes.
     
  4. Optimaliseer waar je isoleert.
    Verwarmt je klant de slaapkamers in zijn oudere woning niet, net als zovele anderen? Dan zal dakisolatie zijn comfort daar wel aanzienlijk verbeteren, maar zal de energiebesparing in de praktijk wellicht een stuk kleiner zijn dan in theorie. Anderzijds wordt de impact van het na-isoleren van spouwmuren, vloerisolatie en het vervangen van beglazing vaak onderschat. Dat komt doordat de ruimtes op het gelijkvloers vaak meer gebruikt en verwarmd worden.
     
  5. Optimaliseer het ventilatiesysteem.
    Enkele concrete tips om het ventilatiesysteem te optimaliseren:
  • Gaat je klant voor een systeem D? Kies dan een warmteterugwinunit (WTW) met een rendement van minstens 80%. In ons klimaat is dat de minimumgrens om het extra energieverbruik van de bijkomende ventilator (ten opzichte van een systeem C) te kunnen compenseren.
  • Ga voor vraagsturing. Zowel bij systeem C als bij systeem D levert dat een aanzienlijke besparing op in de praktijk.
  • Ook hier geldt: denk in zones. Creëer een dag- en nachtzone, die je apart ventileert. Een WTW haalt zo een veel beter rendement. In de praktijk is de temperatuur van de extractielucht namelijk vaak lager dan verwacht, zelfs al zijn de binnentemperaturen overal hoog. Dit kan bijvoorbeeld te wijten zijn aan het feit dat mensen ook in goed geïsoleerde huizen hun badkamerraam openzetten, en die koude lucht aangezogen wordt door het ventiel. En hoe lager de temperatuur van de extractielucht, hoe minder je WTW kan presteren. Ander voordeel van de zonering is dat de inblaastemperatuur in de slaapkamers dan lager kan zijn, waardoor het minder warm wordt in de slaapkamers.
Nuttige links
UGent

Dit artikel bundelt enkele ruwe vaststellingen gesprokkeld door Bouwunie op de studiedag ‘The Performance Gap’ , een studiedag over het verschil in reëel en theoretisch energieverbruik. Voor de meer gedetailleerde en wetenschappelijk volledig onderbouwde informatie uit de verschillende onderzoeken en enquêtes verwijzen we graag door naar de onderzoekers zelf: Arnold Janssens (UGent), Marc Delghust (UGent), Jelle Laverge (UGent) en Jeroen Van der Veken (WTCB).

Bronnen