VEA communiceerde in juni 2019 een overzicht van veelgemaakte fouten omtrent technieken in de EPB-aangiftes. Dit overzicht van veelgemaakte fouten is gebaseerd op de door VEA uitgevoerde controles en gaan van het foutief opgeven van type en merk van een gasketel tot foutief gerapporteerde elektrische weerstanden in een warmtepomp. Opvallend is echter dat de meeste fouten zich voordoen op het gebied van ventilatie en ventilatiedebieten.

Bij fouten ontvangt de EPB-verslaggever meestal een boete (wegens niet waarheidsgetrouwe rapportage) en moet de EPB-aangifte worden aangepast. Dit is vooral vervelend wanneer deze aanpassingen er toe leiden dat de bouwheer plots geen recht meer heeft op premies of subsidies.

 

Als architect kan je de zichtbare fouten traceren door aandachtig te zijn, maar dit is vaak zeer moeilijk te controleren. We overlopen in dit artikel dan ook de belangrijkste aandachtspunten voor bouwheer en architect rond ventilatie bij een EPB-aangifte.

 

Deze fouten zijn mogelijk niet veroorzaakt door een fout van de EPB-verslaggever, maar zijn veelal het gevolg van een gebrek aan bewijsstukken of doorgevoerde wijzigingen na EPB-aangifte (waarvan niet kan bewezen worden dat ze zich na de EPB-aangifte voordeden).

De meest gemaakte fouten en tips om deze te vermijden:

 

  • Het type ruimte in EPB komt niet overeen met de as-built situatie

 

Er doen zich gedurende het bouwproces regelmatig wijzigingen voor in het gebruik van een ruimte. Een ongebruikte zolder wordt bijvoorbeeld gewijzigd in een berging. Aangezien zolder en berging (zonder wasmachine of droogkast) beide geen EPB-eisen krijgen opgelegd in de EPB-regelgeving, is er geen probleem. Wanneer een zolder bij ingebruikname (of op het moment van aangifte) een slaapkamer wordt, ontstaat er wel een probleem. Op dat moment zijn er namelijk wél ventilatie- en debietseisen van toepassing.

 

Tip 1: U kan de bouwheer aanraden de nodige ventilatie-debieten in het systeem te laten voorzien en inmeten voor ruimtes die mogelijk later een “gebruiksruimte” zoals slaapkamer, bureau, leefruimte, enz. kunnen worden. Een andere optie is om de nodige leidingen alvast te voorzien zonder aansluiting op het systeem, zodat er later kan aangesloten worden.

 

Tip 2: wijzigingen tijdig communiceren aan de EPB-verslaggever en advies inwinnen hoe er toch voldoende debieten kunnen voorzien worden (extra raamrooster of speciale kap op het dakvlakraam). Dit aanpassen voor de EPB-aangifte wordt ingediend.

Voorlopig rooster met wachtbuis in de schouw naar de zolder, nog niet aangesloten op de systeem D, voor het geval de zolder een slaapkamer zou worden.

  • In de EPB-aangifte wordt een (debiet voor) toevoer- of afvoerventiel gerapporteerd, maar bij plaatscontrole door VEA blijkt er geen ventiel zichtbaar te zijn

 

Bij de inregeling en meting van de ventilatie worden ook de ventielen ingeregeld en gemeten (sinds 1 januari 2016 volgens de STS P73-1 door een gekwalificeerd persoon aangesloten bij een kwaliteitskader). De kenmerken en de behaalde prestaties van het geplaatste ventilatiesysteem worden genoteerd in een ventilatieverslag, overhandigd aan de EPB-verslaggever en opgenomen in de EPB-aangifte.

 

Wanneer er in een latere fase bijvoorbeeld een aanpassing of reparatie aan het verlaagd plafond gebeurt waarbij het ventiel foutief wordt weggewerkt achter een plafondplaat, dewelke niet wordt aangegeven of opgemerkt door de EPB-verslaggever tijdens een plaatsbezoek, ontstaat er een fout in de EPB-aangifte.

 

Ook wanneer de bewoners na de EPB-aangifte de ventilatie-unit uitzetten (wat in principe niet mag omdat er dan sterke vervuiling optreedt in de kanalen) of wanneer ze ventielen vervangen of toedraaien (bv. wegens geluidsoverlast) wordt dit door VEA aanschouwd als een fout.

 

Tip 3: een plaatsbezoek op moment van aangifte of een rondgang bij oplevering kan dit soort fouten aan het licht brengen.

Voorbeeld bij meting links en na reparatie rechts

  • Er worden meetresultaten gebruikt in een EPB-aangifte waarvan geen bewijsstuk kan worden voorgelegd.

 

Bij elke EPB-aangifte voor projecten met aard van de werken ‘nieuwbouw’ en ‘IER’, waarvan de vergunning is aangevraagd vanaf 01/01/2016 waarbij mechanische debieten worden gerealiseerd, is een meetrapport verplicht. Daarbij moeten alle voorzieningen (raamroosters, spleten onder de binnendeuren, mechanische debieten, enz.) gerapporteerd worden door een gekwalificeerd persoon die aangesloten is bij een kwaliteitskader (BCCA of SKH). Zijn de nodige bewijsstukken niet aanwezig, dan moeten alle debieten aan 0 m³/h gerapporteerd worden, wat zal leiden tot een boete voor de bouwheer.

 

Tip 4: vraag deze meting tijdig op bij de installateur of de ventilatieverslaggever mechanische debieten, en controleer of de debieten overeenkomen met de gedimensioneerde minimale debieten uit de EPB-voorstudie of -startverklaring.

Template van een meetrapport dat voorzien is van de nodige invulvelden om als stavingstuk te kunnen dienen

Een dergelijke template is tevens terug te vinden via www.ikventileerverstandig.be of via 

  • Niettegenstaande er in de aangifte doorstroomopeningen (DO) gerapporteerd zijn, zijn er bij plaatscontrole geen DO’s aanwezig of zijn deze kleiner dan 5 mm.

 

Een doorstroomopening zorgt voor een doorstroming van verse lucht doorheen de woning naar de natte ruimtes waar de lucht weer naar buiten kan stromen. Meestal betreft het spleten onder deuren, muurroosters of deurroosters (al dan niet akoestisch). Het belang van deze openingen wordt vaak onderschat of vergeten, aangezien dit buiten de verantwoordelijkheid van de installateur/aannemer ligt. Wanneer er gekozen wordt voor de goedkoopste oplossing, namelijk spleten onder de deuren, dan moeten deze gedimensioneerd worden op minimaal 0,5 cm en voldoende groot zijn om 25 m³/h of 50 m³/h (bij keukens) debiet te behalen. Let wel, bij een systeem D worden deze beter exact gedimensioneerd om het debiet aan verse lucht dat moet doorstromen te kunnen doorlaten.

 

Tip 5: houd bij de dimensionering rekening met minimaal 1cm hoogte voor spleten onder de deuren. Bovendien moet deze cm boven de dikte van de afwerkingslaag komen, waardoor ze vaker minimaal 2 – 2,5 cm hoog zijn in ruwbouwfase.

  • Het rendement van het warmteterugwinapparaat is fout gerapporteerd

 

Bij een ventilatiesysteem D kan via een warmtewisselaar in een warmteterugwinapparaat de warmte uit de afvoerlucht gerecupereerd worden om de toevoerlucht voor te verwarmen. Dit geeft een voordeel in de EPB-score voor het E-peil.

Het thermisch rendement van deze apparaten wordt vaak foutief vermeld op technische fiches. Enkel de rendementen volgens Bijlage G worden aanvaard (van Bijlage V van het Energiebesluit en metingen van de rendementen gebeuren volgens bijlage XI van het MB 2 april 2007).

 

Tip 6: zorg voor een goede balancering van de toevoer- en afvoerdebieten. Dit zal het rendement ten goede komen en dus ook het E-peil.

 

Tip 7: controleer op de technische fiche of het rendement getest werd volgens Bijlage G. Leg dit bij twijfel voor aan de EPB-verslaggever.

 

Tip 8: veel toestellen op de markt zijn getest en de gegevens hiervan zijn beschikbaar in de EPBD-databank. Voor EPB mogen de gegevens van deze toestellen zonder twijfel overgenomen worden uit de EPBD databank.

 

Tip 9: zijn er geen gemeten rendementen beschikbaar, dan is er een uitzonderingsregel uitgewerkt waarbij er gekeken wordt naar de gemeten rendementen van bepaalde onderdelen of een toestel uit dezelfde serie. Lees meer

Principe van een kruiswarmtewisselaar in een systeem D

  • De m-factor is onterecht verlaagd: er is bv. geen meting of er is een menging van roosters met verschillende P-klasse

 

De m-factor staat in EPB voor de kwaliteit van de uitvoering. Een goed uitgevoerd systeem leidt tot lager energieverbruik en een lager E-peil. De kwaliteit van het ventilatiesysteem (en de m-factor) kan beïnvloed worden door:

  1. Systemen A en C: Betere zelfregelendheidsklasse (bv. P4 ipv P0) van de regelbare toevoeropeningen (RTO). Bij wind zal het rooster zich automatisch sluiten bij een klasse P4, waardoor er ook een beter comfort in de leefruimte of slaapkamer ontstaat.
  2. Systeem D: goede inregeling van pulsie- en extractieventielen. Dit kan aangetoond worden met een meetrapport van elk pulsie- en extractieventiel. Ook dit draagt bij aan het comfort van het wonen.
  3. Systemen B, C en D: luchtdichtheid van de luchtkanalen kan gemeten worden en aangetoond met een meetrapport (gelijkaardig als bij een luchtdichtheidsmeting van een woning). Minder luchtlekken zal een lager energieverbruik van de ventilator tot gevolg hebben en de ventilatoren veroorzaken daardoor ook minder geluid.

 

Tip 10: bij systemen met natuurlijke toe- of afvoer via roosters zijn de P0-4 klasses belangrijk voor het E-peil. Hoe hoger de klasse, hoe beter de zelfregelbaarheid. Bij mechanische systemen kan een goede inregeling (eventueel geholpen door de optivent-tool) een voordeel zijn voor het E-peil. En tot slot kan een meting van de luchtdichtheid van de kanalen zorgen voor een daling van het E-peil én de m-factor.

Principe van een luchtdichtheidsmeting van kanalen

Tot slot

 

Communicatie doorheen het bouwproces tussen bouwheer, architect, installateur en EPB-verslaggever is onontbeerlijk om deze en andere fouten te vermijden. Bij twijfel is het aangewezen elkaar te raadplegen en advies te verlenen. Gebeuren er fouten, dan is de bouwheer uiteindelijk altijd de gedupeerde. Daarom is het aangewezen een draft-versie van de EPB-aangifte op te vragen en zoveel mogelijk zaken na te kijken (waar mogelijk). Bij twijfel is dit te bespreken met de EPB-verslaggever. Voor de EPB-aangifte is een rondgang met de EPB-verslaggever (bv. tijdens de voorlopige oplevering) een optie om informatie en details goed over te brengen.

 

Een definitieve EPB-aangifte kan bijna onmogelijk nog gewijzigd worden, dus voorkomen is beter dan genezen.