Bij (nieuwbouw) studentenkamers wordt een gemeenschappelijke keuken (of badkamer) voorzien. Worden deze studentenkamers in EPB aanschouwd als afzonderlijke wooneenheden en moeten deze dan aan het S-peil voldoen?

(let op enkel geldig voor bouwaanvraag vanaf 2020, oudere bouwaanvragen van vóór 2018 werden in bepaalde gevallen wél als collectief wonen gezien)

 

In EPB wordt een “EPB-eenheid” met een specifieke bestemming (wonen of niet-residentieel) gezien als aangrenzende lokalen die:

  • ontworpen of aangepast zijn om afzonderlijk te worden gebruikt,
  • dezelfde bestemming hebben,
  • ten hoogste één wooneenheid bevatten.

 

Een wooneenheid is dan weer te zien als een eenheid die over de nodige woonvoorzieningen beschikt om autonoom te kunnen functioneren, zijnde:

  • een verblijfsruimte,
  • én een toilet,
  • én een douche of bad,
  • én een keuken of kitchenette.

 

Naargelang de situatie moet men een studentenkamer als een residentiële al dan niet niet-residentiële EPB-eenheid beschouwen.

 

SITUATIE 1:

Elke kamer krijgt een eigen bad/douche, een eigen keuken/kitchenette, toilet en verblijfsruimte:
Enkel wanneer een unit (dit kan een studentenkamer zijn, maar evengoed een zorgflat of opvangkamer) over al deze woonvoorzieningen beschikt, wordt elke ze gezien als een “EPB-eenheid” met eisen voor nieuwbouw-wonen (zie tabel voor aanvraag vergunning in 2020).

SITUATIE 2:

Er is wél sprake van een gemeenschappelijke badkamer, keuken of toilet.
Wanneer de kamers geen eigen badkamer (of keuken) hebben, dan is er geen sprake van afzonderlijke wooneenheden. Het geheel aan aangrenzende lokalen (en kamers) kan gezien worden als 1 grote EPB-eenheid. Op dat moment is er sprake van “collectief wonen” en zijn de eisen van een NIET-residentiële (EPN) eenheid van toepassing.