Nu de ketels met open verbrandingskring stilaan overal vervangen worden door gesloten toestellen, wordt de regelgeving rond de ventilatie van stookplaatsen eenvoudiger. Maar langs de andere kant zijn collectieve stookplaatsen, waar toestellen met grote vermogens worden opgesteld, ook in opmars omdat deze vaak op een economische manier kunnen gecombineerd worden. IN het onderstaand artikel geven we een overzicht van de verluchtingseisen voor kleine en grote stookplaatsen.

Algemeen

 

Deze regels zijn steeds geldig bij bestaande stookplaatsen, renovaties van stookplaatsen, vervanging van ketels, werken aan de installatie, … en dus zeker niet uitsluitend als er een bouwvergunning nodig is. Dit is een belangrijk verschil met de EPB-regelgeving.

 

Dit artikel is opgemaakt voor ketels met een gesloten verbrandingskring. Het is in principe nog steeds mogelijk om condenserende ketels met een open verbrandingskring te plaatsen, maar omwille van een breed gamma aan nadelen is dit is zeer sterk af te raden. Denken we bijvoorbeeld aan de verplichte permanente boven- en onderventilatie, de bewonerspraktijk die zelfs een goed ontworpen ventilatie teniet doet (droogkasten aangesloten op schouwkanalen, kasten en dozen die ventilatieopeningen blokkeren, afplakken van roosters …), en het zeer reële risico van CO-vergifiting als het effectief eens mis gaat.

 

Omdat toestellen met open verbranding enerzijds vrijwel niet meer zullen voorkomen (zelfs bij renovaties), en anderzijds zodanig specifieke eisen aan de ruimte stellen, gaan we hier niet verder op in, en concentreren we ons op warmteopwekkers met gesloten verbrandingscircuit. Het artikel omvat ook enkel de eisen m.b.t. ventilatie van de stookplaatsen, en niet deze m.b.t. brandveiligheid, opstelruimte, brandstofopslag, …

 

Wanneer een oppervlakte van een rooster, aanvoer- of afvoeropening vermeld wordt, gaat het steeds om de netto oppervlakte (dus de vrije doorlaat tussen de lamellen of mazen).

 

Het grootste onderscheid in de eisen wordt gemaakt bij een vermogen van 70kW. Let hierbij op: het is de totaliteit van de opgestelde toestellen in een stookplaats die het vermogen bepaalt. Stookplaatsen met een vermogen van 70kW of meer, vallen onder de norm NBN B61-001. Een stookplaats met twee toestellen van 40kW (maakt niet uit of deze aparte systemen voeden of samen één systeem voeden, en of deze voor verwarming of sanitair warm water worden gebruikt) valt dus onder de NBN B61-001. Bovendien gaat het niet enkel over verwarmingstoestellen met verbranding: ook elektrische warmtepompen vallen binnen het toepassingsgebied. Stookplaatsen met een totaal opgesteld vermogen kleiner dan 70kW, vallen onder de NBN B61-002. We zullen met deze laatste groep beginnen.

 

Warmteopwekkers < 70kW : NBN B61-002

 

De ventilatie heeft als doel om de warmte die wordt afgegeven door de ketel en leidingen af te voeren en de temperatuur te beperken tot maximaal 40°C. In de norm is hiervoor een rekenregel uitgewerkt:

Als het vermogen in kW gedeeld door de inhoud van de opstellingsruimte in m³ niet groter is dan 35, dan gaat men er van uit dat de ruimte groot genoeg is om niet overdreven op te warmen en hoeven er geen ventilatiemaatregelen genomen te worden. Voor een ketel met een vermogen van 35kW, wat ruim genoeg is voor de meeste woningen, houdt deze regel in dat de ketel zonder verdere maatregelen in een kast met een inhoud van 1m³ kan geplaatst worden. In een wandkast van 60x60x250 cm kan men dus een ketel van een goeie 29kW kwijt, zonder verder voorzieningen te moeten treffen voor ventilatie van deze kast. Of men in een dergelijke kleine kast nog alle toebehoren (collectoren, expansievat, vulset, ontluchter, vuilafscheider, …) kan plaatsen is een andere vraag…

 

Als de ruimte toch te klein zou zijn voor het opgestelde vermogen, en er is geen mechanische ventilatie in de opstelruimte aanwezig, dan moet er zowel toevoer als afvoer voorzien worden, die aan deze eisen voldoet: 1cm²/kW per opening met een minimum van 50cm², die uitmonden in een goed geventileerde ruimte of de buitenomgeving. Deze openingen mogen ook spleten onderaan en bovenaan een deur zijn.

bron: Cedicol

Als de ruimte mechanisch geventileerd wordt, dan volstaat een debiet van 0.2 l/s per kW, met een minimum van 7 l/s. Dit betekent een debiet tussen 25 en 50m³/h, afhankelijk van het vermogen. Voor ketels kleiner dan 30kW (de meeste huishoudelijke toepassingen), komt dat er op neer dat deze in eender welke ruimte die geventileerd wordt kunnen geplaatst worden, aangezien het minimale debiet voor EPB overal 25 m³/h bedraagt.

 

Warmteopwekkers > 70kW : NBN 61-001

 

Opnieuw de belangrijke kanttekening: dit artikel behandelt niet de opwekkers met open verbrandingskring, maar in de norm NBN 61-001 maakt dit echter weinig tot geen verschil. Er dient steeds luchttoevoer en luchtafvoer voorzien te worden, waarbij de afvoer steeds verplicht en de aanvoer bij voorkeur op natuurlijke wijze moet gebeuren.

Voor de luchtafvoer gelden de volgende algemene regels:

  • De afvoeropening moet met de bovenzijde gelijk zitten met het plafond en met de onderzijde op maximaal 35cm onder het plafond.
  • Het kanaal moet recht en verticaal zijn en uitmonden boven het dak in een onderdrukzone, en het mag enkel dienen voor de ventilatie van de stookplaats. Als het kanaal langer dan 2m in de buitenomgeving loopt, moet het een warmteweerstand van 0.6 m²K/W hebben.
  • Als het plafond niet vlak is maar onderbroken wordt door balken of ribben, moeten er in deze ribben openingen zitten à rato van 1dm² per meter hindernis, deze openingen mogen met de bovenkant niet lager dan 30cm onder het plafond zitten.
  • De sectie van de luchtafvoer wordt berekend volgens verschillende scenario’s: als de schouwlengte groter is dan 6m, bedraagt de netto sectie van luchtafvoer minstens een kwart van de schouwsectie. In alle andere gevallen bedraagt de afvoersectie minstens een derde van de luchttoevoersectie (dus niet de schouwsectie zoals in het eerste geval!).

 

De luchttoevoer kan mechanisch gebeuren, in dat geval bedraagt het debiet 2m³/h per 1.16 kW. De verwarming dient dan wel automatisch te worden stilgelegd wanneer deze ventilatie uitvalt.

 

De norm geeft echter expliciet de voorkeur aan natuurlijke ventilatietoevoer. Om deze te bepalen kan onderstaand flowschema gevolgd worden.

bron: Ir. Arch. Pol Van Acoleyen

Tot slot zijn er nog enkele uitzonderingen, die bijvoorbeeld toelaten om onder welbepaalde strikte omstandigheden met keldergatverluchtingen te werken, of met twee openingen in tegenoverliggende wanden zonder boven het dak te moeten gaan. Hiervoor verwijzen we naar de gedetailleerde bepalingen in de NBN B61-001.

 

Een kleine kanttekening m.b.t. EPB

 

De EPB-regelgeving zorgt voor een anomalie in het hele verhaal. Een stookplaats (in de EPB-regelgeving wordt dit heel breed omschreven als een ruimte waarin een centrale warmteopwekker opgesteld staat) wordt aanzien als “speciale ruimte”, waardoor er geen EPB-specifieke ventilatie-eisen gelden. Dit vindt zijn oorsprong in de tamelijk oude ventilatienorm NBN D50-001, die werd opgesteld in een tijd waarin ketels met open verbrandingskring de regel waren. In zo’n situatie was het absoluut noodzakelijk dat een correcte ventilatie voor de verbranding primeerde op de hygiënische ventilatie, en dan is het ook logisch dat men deze lokalen uit de ventilatienorm en daardoor ook het EPB-verhaal heeft gehouden. Maar de realiteit heeft ondertussen een ernstige inhaalbeweging gemaakt, zonder dat binnen EPB hier een antwoord op gekomen is.

 

Dit heeft tot gevolg dat er vandaag in een woning een berging-wasruimte kan ontworpen worden waarin een warmtepomp staat, en dat deze volledige ruimte in EPB volgens de letterlijke regels kan gekwalificeerd worden als “speciale ruimte” (door de aanwezigheid van een warmteopwekker), waardoor in deze ruimte geen extractieventilatie moet voorzien worden. Nochtans is er bij een warmtepomp geen sprake van een verbrandingskring, laat staan een noodzakelijke toevoer van verbrandingslucht. Het is met het oog op een gezonde luchtkwaliteit dan ook ten zeerste aan te bevelen om deze ruimte wél in te delen als wasruimte, zodat hier wel extractieventilatie kan voorzien worden om een gezond binnenklimaat te bekomen.