EPB-regelgeving

Overzicht van de bestemmingen vanaf 1 januari 2017

Angeliques Verspeurt adhv teksten VEA • 18 augustus 2017

De architect heeft binnen de EPB-regelgeving de taak om een gebouw te ontwerpen dat voldoet aan de EPB-eisen. Deze eisen zijn afhankelijk van de aard der werken, de bestemming van het gebouw en de indiendatum van de omgevingsaanvraag. We geven in dit artikel een overzicht van de 5 bestemmingen.

Het beschermd volume van het gebouw wordt, naargelang het geval, opgesplitst in één of meer delen op basis van de aanwezige bestemmingen. Het is hierbij niet de bedoeling dat de indeling in EPB-eenheden op ruimteniveau gebeurt. Het indelen gebeurt intuïtief en zal aangrenzende lokalen met een gelijkaardige functie bundelen in een EPB-eenheid. De definities van de bestemmingen wijzigden op 1 januari 2017 bij de invoering van de EPN-methode.

 

In het Energiebesluit wordt voor projecten vanaf 1 januari 2017 een onderscheid gemaakt tussen vijf bestemmingen:

  • residentieel
  • niet-residentieel
  • industrie
  • landbouw
  • gemeenschappelijke delen

 

 

Residentiële bestemmingen

 

Een residentiële bestemming is een gebouw bestemd voor individuele of collectieve huisvesting, voor zover het geen collectieve woongelegenheid betreft. Residentiële bestemmingen bevatten wat voorheen ‘wonen’ was. De enige uitzondering hierop zijn de ‘collectieve woongelegenheden’. Deze vielen voorheen onder ‘wonen’ maar vallen vanaf 1 januari 2017 onder ‘niet-residentieel’.

 

  • ééngezinswoning
  • appartementsgebouw
  • serviceflats voor bejaarden
  • woningen in vakantieparken (chalet, bungalow)

 

 

Niet-residentiële bestemmingen

 

Categorie collectieve woongelegenheden

Een collectieve woongelegenheden zijn woongelegenheden die gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keukens, badkamers en/of toiletten.

 

  • internaatdeel bij een school
  • studentenhome
  • verblijfsdeel van een kazerne
  • klooster
  • nachtopvang daklozen
  • tehuis voor kortverblijf, gezinsvervangend tehuis of
  • observatiecentrum voor personen met een handicap
  • autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk : residentieel
  • residentiële voorziening voor bijzondere jeugdbijstand :
  • begeleidingstehuis, gezinstehuis, onthaal-, oriëntatie- en
  • observatiecentrum

 

Categorie kantoor

Een gebouw bestemd voor een dienstverleningsfunctie waarin voornamelijk administratief werk wordt verricht.

Daaronder vallen ook de gebouwen die bestemd zijn om te worden gebruikt voor de uitoefening van een vrij beroep zoals gedefinieerd in de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen.

 

  • kantoor van een dokter, advocaat, notaris, architect, kinesist ...
  • gemeentehuis
  • overheidsgebouw
  • hoofdzetel van een bank, van een verzekeringsmaatschappij ...
  • administratieve zetel van een bedrijf
  • politiekantoor
  • gerechtsgebouw
  • gebouwen voor preventieve en ambulante gezondheidszorg (gezondheidscentrum, centrum voor medisch schooltoezicht,consultatiebureau, centrum voor geestelijke gezondheidszorg, wijkgezondheidscentrum, aanloopadres beschut wonen … )
  • centrum voor teleonthaal
  • dienst voor begeleid of zelfstandig wonen, oriënteringscentrum en thuisbegeleidingsdienst voor personen met een handicap
  • autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk : niet-residentieel
  • ambulante voorziening voor bijzondere jeugdbijstand : dienst thuisbegeleiding, pleegzorg, begeleid zelfstandig wonen

 

Categorie school

Een gebouw bestemd voor een onderwijsfunctie.

 

  • kleuterschool
  • lagere school
  • middelbare school
  • hogeschool
  • universiteit
  • gebouw voor volwassenenonderwijs
  • gebouw voor aanvullend onderwijs
  • academie voor muziek, woord en dans
  • academie voor beeldende kunsten

 

Categorie andere specifieke bestemming

Een gebouw dat niet valt onder woongebouw, kantoorgebouw, schoolgebouw of industrieel gebouw. Hieronder vallen onder andere ziekenhuizen, hotels en restaurants, sportvoorzieningen, groot- en kleinhandelsgebouwen, andere typen energieverbruikende gebouwen.

De bestemming andere specifieke bestemming heeft een sterke variatie in subbestemmingen. Daarom wordt de bestemming andere specifieke bestemming onderverdeeld in subcategorieën en wordt een aanvullende omschrijving per subcategorie geformuleerd.

 

1 Gebouwen met gezondheidszorgfunctie = Gebouwen die gebruikt worden voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling van mensen, zowel met als zonder verblijfsfunctie. Met de verblijfsfunctie wordt het verblijf bedoeld van mensen die als gevolg van hun lichamelijke en geestelijke gesteldheid permanent of tijdelijk aan bed gebonden zijn (een ambulant verblijf).

 

  • algemeen of universitair ziekenhuisgebouwen voor opname, behandeling en verzorging van patiënten
  • rust- en verzorgingstehuis
  • psychiatrisch ziekenhuis
  • gebouwen voor gezondheidszorgfunctie met enkel dagverblijf van mensen
  • revalidatiecentrum
  • (semi-)internaat voor minderjarige personen met een handicap
  • bezigheidstehuis (voor niet werkenden) of dagcentrum voor personen met een handicap
  • lokaal of regionaal dienstencentrum, dagverzorgingscentrum en centrum voor kortverblijf voor bejaarden

 

2 Gebouwen met sportfunctie = Gebouwen voor beoefenen van sport.

 

  • zwembad
  • sporthal
  • fitnesscentrum
  • dansclub
  • bowling

 

3 Gebouwen met handelsfunctie = Gebouwen voor het verhandelen van materialen, goederen of diensten.

 

  • winkelcentrum
  • supermarkt
  • slagerswinkel
  • bakkerswinkel
  • kapsalon
  • apotheek
  • toonzaal
  • bankkantoor, postkantoor
  • verzekeringskantoor, immobiliënkantoor
  • reisbureau
  • gebouw voor verkoop bij tankstation
  • praktijk dierenarts

 

4 Gebouwen voor horeca en bijeenkomst = Gebouwen voor het samenkomen van mensen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport ...

 

  • dagopvang voor kinderen (crèche), voor bejaarden, voor gehandicapten, voor bijzondere jeugdzorg (semi-ambulante voorziening : dagcentrum) ...
  • congrescentrum
  • polyvalent wijklokaal
  • indoor speeltuin, indoor pretpark ...
  • hotel, motel
  • restaurant, café, discotheek
  • bioscoop, theater
  • museum, kunstgalerij
  • bibliotheek
  • kerk, synagoge, moskee, ...
  • lokale jeugdbeweging

 

 

5 Overige gebruiksfunctie = Gebouwen met een gebruiksfunctie die niet tot één van de bovengenoemde functies behoort.

 

  • stationsgebouw
  • luchthavengebouw
  • labo’s
  • gevangenis

 

 

Industrie

 

Een industrie gebouw is een gebouw bestemd voor de productie, de bewerking, de opslag of manipulatie van goederen.

 

  • werkatelier schrijnwerker
  • industriële bakkerij, slachterij
  • herstelplaats voor voertuigen, zoals auto, tram, trein ...
  • brouwerij
  • maalderij
  • meubelbedrijf
  • textielfabriek
  • drukkerij
  • postsorteercentrum
  • beschutte werkplaats
  • centrum voor beroepsopleiding

 

Bestemming landbouw

 

Voor landbouwgebouwen zijn een aantal vrijstellingen en afwijkingen ingevoerd afhankelijk van het type landbouwgebouw.

 

Landbouwgebouwen met een lage energiebehoefte zijn volledig vrijgesteld van de EPB-eisen en dus ook van de bijhorende procedures. U hoeft daarvoor geen startverklaring of aangifte in te dienen.

Enkele voorbeelden:

  • niet-geconditioneerde loodsen bestemd voor bijvoorbeeld machines en voertuigen;
  • melkveestallen;
  • vleesveestallen;
  • schapen- en geitenstallen;
  • paardenstallen;
  • serres voor koude teelten.

 

Voor serres voor warme teelt, waarbij stooktemperaturen van minstens 12° C vereist zijn, zijn er alternatieve eisen.

  • De verplichte installatie van minimaal één energiescherm over de volledige oppervlakte van de serre. Een energiescherm is in dit geval een beweegbare of vaste flexibele scheidingswand, die tijdens de koude periodes in de serres de luchtbeweging onderbreekt tussen de teeltruimte en de ruimte onder het dak van de serre. Een energiescherm kan zowel doorzichtig als niet doorzichtig zijn.
  • De verplichte installatie van een klimaatcomputer die garandeert dat het nodige vocht- en CO2-gehalte bereikt kan worden met een zo laag mogelijk energieverbruik

 

De loodsen zijn gebouwen die op een bepaalde temperatuur gehouden worden voor de producten die er geproduceerd, bewaard of verwerkt worden. Hiervoor gelden er U-waarden voor verschillende scheidingsconstructies.

 

Stallen voor varkens en pluimvee worden als verwarmd beschouwd en zijn EPB-plichtig. Voor de stallen voor varkens en pluimvee gelden dezelfde eisen als voor loodsen

 

Bestemming gemeenschappelijke delen

 

De gemeenschappelijke delen van een gebouw vormen een aparte EPB-eenheid. Binnen de energieprestatieregelgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen residentiële en niet-residentiële gemeenschappelijke delen.

 

Residentiële gemeenschappelijke delen omvatten elk fysiek aaneensluitend deel van een gebouw dat

  • gemeenschappelijk wordt gebruikt en ;
  • grenst aan minstens twee EPB-eenheden ‘wonen’ en ;
  • behoort tot het beschermde volume van het gebouw.

 

Niet-residentiëe gemeenschappelijke delen omvatten elk fysiek aaneensluitend deel van een gebouw dat

  • gemeenschappelijk wordt gebruikt en ;
  • grenst aan minstens twee EPB-eenheden met een andere bestemming dan ‘wonen’ en ;
  • behoort tot het beschermde volume van het gebouw.

 

Als een gemeenschappelijk deel zowel aan een EPB-eenheid ‘wonen’ grenst als aan een EPB-eenheid met een andere bestemming

dan ‘wonen’, wordt het als een residentieel gemeenschappelijk deel beschouwd.

 

Combineren van bestemmingen

 

Onder bepaalde voorwaarden mogen bepaalde EPB-eenheden worden samengenomen. Dit is evenwel geen verplichting. Volgende

combinaties zijn mogelijk :

 

• residentieel (EPW) + niet-residentieel (EPN) : Een EPN-eenheid kan bij een EPW-eenheid gevoegd worden op voorwaarde dat

  • de EPN- en EPW-eenheid aan elkaar grenzen ;
  • de EPN-eenheid een beschermd volume heeft dat kleiner is dan 800m³ ;
  • de EPN-eenheid niet onafhankelijk is van de EPW-eenheid. De EPN-eenheid moet op zijn minst in verbinding staan met de EPW-eenheid.

 

• Industrie + niet-residentieel (EPN) : aangrenzende EPN-eenheden mogen mee worden opgenomen in een EPB-eenheid ‘industrie’, op voorwaarde dat

  • ze grenzen aan het volume met bestemming ‘industrie’ ;
  • ze deel uitmaken van hetzelfde gebouw ;
  • het beschermde volume van elk groepje EPN-eenheden kleiner dan of gelijk aan 800 m³is ;
  • het beschermde volume van alle groepjes EPN-eenheden samen minder is dan 40% van het totale volume van de EPN-eenheden en de EPB-eenheid ‘industrie’.

 

• Landbouw + niet-residentieel (EPN) : aangrenzende EPN-eenheden mogen mee worden opgenomen in een EPB-eenheid ‘landbouw’, op voorwaarde dat

  • ze grenzen aan het volume met bestemming ‘landbouw’ ;
  • ze deel uitmaken van hetzelfde gebouw ;
  • het beschermde volume van elk groepje EPN-eenheden kleiner dan of gelijk aan 800 m³is ;
  • het beschermde volume van alle groepjes EPN-eenheden samen minder is dan 40% van het totale volume van de EPN-eenheden en de EPB-eenheid ‘landbouw’.