EPB-regelgeving

De installatie-eisen in detail

4 september 2017

Verwarming

 

ketels op gasvormige en vloeibare brandstof

De eis

 

De installatie moet minstens een installatierendement hebben van 84%, bepaald ten opzichte van de bovenste verbrandingswaarde (Hs). Bij de bepaling van het installatierendement wordt rekening gehouden met volgende factoren:

-          het deellastrendement van de ketel bij een belasting van 30%;

-          de verhouding van de onderste tot de bovenste verbrandingswaarde van de brandstof;

-          de ketelinlaattemperatuur waarbij het 30%-deellastrendement bepaald is;

-          de seizoensgemiddelde ketelwatertemperatuur;

-          ontwerpretourtemperatuur van het warmteafgiftesysteem;

-          de plaats van de ketel;

-          de regeling van de brander;

-          de isolatie van de leidingen;

-          de regeling van de installatie;

-          de hydraulische inregeling bij grote installaties.

 

Begrippen

Deellastrendement

CV-ketels functioneren zelden op hun maximale belasting. Voor het grootste deel van het jaar dient de ketel slechts een deel van zijn vermogen te leveren. Aangezien het specifiek brandstofverbruik niet alleen afhangt van het aantal stookuren maar ook van het gevraagde vermogen in die periode is het nodig om het rendement van een generator te bepalen bij een bepaalde belasting. Dit rendement wordt het deellastrendement genoemd. Zoals in de energieprestatieregelgeving vastgelegd, wordt voor EPB-gerelateerde berekeningen het rendement gebruikt op 30% van de vollast.

 

Aandachtspunten

  • Bij de installatie van een condenserende ketel dient er voldoende aandacht geschonken aan de ontwerp-retourwatertemperatuur in het warmteafgiftesysteem. Condensatieketels vertonen een veel beter energetisch rendement dan niet-condenserende ketels. Dit kan voornamelijk toegeschreven worden aan de doorgedreven afkoeling van de verbrandingsgassen. Dankzij deze afkoeling kan men niet enkel een groot gedeelte van de 'voelbare' warmte uit de rookgassen recupereren, maar ook de condensatiewarmte van de erin aanwezige waterdamp, die ontstaat wanneer de temperatuur daalt tot onder het dauwpunt.   De temperatuur waarbij de waterdamp begint te condenseren, is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de aard van de brandstof en het CO2-gehalte van de verbrandingsproducten.  Het installatierendement zal hoger zijn, naarmate de retourtemperatuur lager ligt. 
  • Er kan evenwel ook voldaan worden aan de installatie-vereiste met een niet-condenserende ketel. Dat vraagt om een performante niet-condenserende ketel en een extra inspanning op het vlak van de andere factoren. Oa door goede leidingisolatie, een gunstig hydraulisch inregelrapport, en een goede regeling (weersafhankelijk/thermostatische kranen) bekomt men toch nog een energiezuinige installatie.
  • Voldoende en goede stavingsstukken worden nog belangrijker.

 

Boete

Indien het installatierendement van 84% niet gehaald wordt, volgt er een boete van 1 euro/%.m² gerenoveerde vloer oppervlakte.

 

Voorbeeld :

Een handelspand van 600 m2 wordt gerenoveerd.  De renovatiewerken omvatten ingrijpende wijzigingen aan de winkelpui alsook enkele structurele werken binnen in het gebouw.  Voor deze werken wordt een architect aangesteld die de stedenbouwkundige aanvraag zal voorbereidend.  Tijdens de ontwerpfaze wordt beslist dat de oude CV-ketel op aardgas zal worden vervangen.  De werking van het warme luchtgordijn en de inbouw-plafondconvectoren vragen bovendien een hoger temperatuurregime.  De CV-installateur biedt een HR-niet condenserend aardgastoestel aan met een  vermogen van 36kW en een rendement van 91% tov de bovenste verbrandingswaarde.  Het toestel wordt opgesteld buiten het beschermd volume, er is geen weersafhankelijke regeling en de warmteafgiftetoestellen kunnen niet lokaal bijgeregeld worden.  Er wordt verwarmd op een 90°/70°-regime.

De EPB-verslaggever zal bij een voorafberekening deze gegevens evalueren (zie figuur) en komt tot een installatie-rendement van 70%

Besluit : Er is niet voldaan aan technische eisen.  De boete wordt door de epb-software berekend als (84-70) = 14 * 1 €/m2 * 600m2 = 8.400€.  Met het oog op deze boete beslist de opdrachtgever in samenspraak met de installateur tot het installeren van een energiezuiniger installatie.   Mits een andere selectie komt men tot een condenserend toestel dat bij gelijke installatieparameters een installatierendement oplevert van 83%.  Men opteert ook om het toestel binnen het beschermd volume op te stellen zodat de mantelverliezen beperkt worden.  Hierdoor komt men op een globaal installatierendement van 85% waarmee de installatie wel voldoet aan de EPB-regelgeving.

Elektrische warmtepompen

De eis

 

De installatie heeft, afhankelijk van het type warmtepop, een minimale seizoensprestatiefactor (SPF) van:

fig.: minimale SPF-waarden warmtepompen

Bij de bepaling van het installatierendement wordt rekening gehouden met volgende factoren:

 

  • correctiefactor voor verschil tussen ontwerpvertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem en de uitlaattemperatuur van de condensor
  • correctiefactor voor het verschil in temperatuurvariatie tussen enerzijds het warmteafgiftesysteem bij ontwerp en anderzijds het water over de condensor bij testomstandigheden
  • correctiefactor voor energieverbruik van de pomp op het circuit van de verdamper
  • correctiefactor voor verschil in luchtdebiet bij ontwerp en luchtdebiet bij test
  • COPtest = prestatiecoëfficiënt van de warmtepomp bepaald volgens NBN EN 14511

van COP naar SPF (bron WTCB)

Begrippen

 

COP  (Coefficient of Performance)

Een warmtepomp (WP) haalt warmte uit een warmtebron (uit het grondwater, de bodem of de omgevingslucht) en levert deze aan het verwarmingsdistributiesysteem van het gebouw. De meeste warmtepompen gebruiken elektriciteit voor deze bewerking, maar doen dit op een efficiënte manier. Zo kan een warmtepomp bijvoorbeeld warmte uit de grond halen en 4 kWh afleveren aan het gebouw, terwijl de pomp slechts 1 kWh elektriciteit verbruikt. Dit opmerkelijke 'rendement' is de 'Coefficient of Performance' (COP).

Voor de berekeningen van het E-peil moet de COPtest-waarde worden opgegeven. Het gaat hier om de COP-waarde die bepaald werd volgens de gestandaardiseerde proefomstandigheden beschreven in de norm NBN EN 14511–2.

 

SPF (seizoensprestatiefactor)

Deze testwaarde, die werd gerealiseerd in optimale omstandigheden, zal echter niet noodzakelijk als dusdanig gebruikt worden om het jaarverbruik van de warmtepomp te bepalen. Om rekening te houden met de werkelijke omstandigheden waarin de warmtepomp in praktijk werkt, wordt de COPtest vermenigvuldigd met een aantal correctiefactoren zodat een gemiddelde jaarlijkse COP wordt bekomen, de seizoensprestatiefactor (SPF) genoemd.

De seizoensprestatiefactor SPF wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V van het Energiebesluit.

figuur : werkingsprincipe warmtepomp : bron WTCB

Aandachtspunten

  • In een bestaande woning is een warmtepomp geschikt op voorwaarde dat de woning voldoende is geïsoleerd.
  • Houd met de inplanting van een geothermische warmtepomp in het renovatieontwerp rekening met de graafwerken. Het is niet altijd mogelijk om dit in een bestaande situatie in te plannen.
  • Een warmtepomp heeft het grootste rendement bij lage temperatuurverwarming. Bij het behouden van bestaande radiatoren, moeten de oppervlaktes van de radiatoren voldoende groot zijn om met lage warmtetemperatuur toch nog voldoende warmte afgifte te bekomen. De voorkeur gaat uit naar een warmteafgiftesysteem met een groot warmteafgevend oppervlak.
  • Bij het plaatsen van een warmtepomp is er in enkele gevallen een vergunningsplicht. Als er geen vergunningsplicht is, is er vaak wel een meldingsplicht. Vaak zorgt de installateur wel voor de nodige vergunningen maar soms hangt hier ook een prijskaartje aan.  Meer informatie over milieuvergunningen vindt u op www.lne.be
    Hoe het zit binnen uw gemeente kunt u best navragen bij gemeentelijke milieudienst.
  • Meer info over warmtepompen vindt u in de warmtepompbrochure van ODE-Vlaanderen.   http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/doc/brochure_warmtepomp.pdf

 

Boete

Indien de geëiste SPF niet gehaald wordt, zal de boete 22 euro bedragen per afwijking van 1m² gerenoveerd gebouw op de SPF van de elektrische warmtepomp.

 

Voorbeeld :

Een nieuwe bodem-/water warmtepomp wordt voorzien met een nominaal vermogen van 9,7 kW. De warmtepomp zal worden aangesloten op een bestaand vloerverwarmingssysteem maar voor de epb-aangifte kunnen geen gegevens ter beschikking gesteld worden over de ontwerpvertrektemperatuur.  Ook de temperatuurstoename van het water over de condensor is niet gekend.  De COP kan worden afgeleid uit de technische documentatie en bedraagt 4.3

Omdat een aantal essentiële gegevens niet gekend zijn moet de epb-verslaggever voor de invoer beroep doen op waarden bij ontstentenis.  Dit resulteert in een berekende SPF van 2,85 wat lager is dan de vereiste 3.3.  De boete bedraagt in dit geval :

(3,3-2,8) = 0,5 * 22 €/m2 * 180 m2 (oppervlakte gerenoveerd gebouw) = 1.980€    

 

 

Directe elektrische verwarming

 

De eis

Voor directe elektrische verwarming geldt een maximaal toegestaan opgesteld elektrisch vermogen. Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag het totale afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m² gerenoveerd gebouw bedragen.

 

Begrippen

 

Direct elektrische verwarming

Onder direct elektrische verwarming worden alle verwarmingssystemen verstaan op basis van de opwarming van een elektrische weerstand.

Hieronder vallen minstens volgende systemen:

o   elektrische accumulatieverwarming,

o   elektrische convector,

o   elektrische vloerverwarming

o   en elektrische stralingsverwarming.

 

Bruikbare oppervlakte

De bruikbare oppervlakte in m² wordt bepaald op basis van de brutovloeroppervlakte  (buitenafmetingen) van het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel.

 

 

Aandachtspunten

  • Elektrische verwarming is toegelaten maar beperkt. Bij grote warmtevraag moet naar andere alternatieven gezocht worden.
  • Het elektrische vermogen in W wordt enkel bepaald door direct elektrische verwarmingstoestellen die dienen voor ruimteverwarming (dus lampen voor verlichting, kookplaten … worden daarin niet meegeteld).
  • Verschillende direct elektrische verwarmingstoestellen die dienen voor ruimteverwarming worden gezamenlijk beschouwd als 1 warmteopwekker waarvan de vermogens opgeteld worden.
  • Als uitzondering op die regel is het vervangen van een bestaand toestel dat defect is, door een nieuw gelijkaardig toestel altijd toegelaten.

 

Boete

De boete bedraagt 1,75 euro per afwijking van 1W op het maximaal toegestaan vermogen voor directe elektrische verwarming.

 

Voorbeeld:

Een bakkersatelier wordt verbouwd tot dokterspraktijk.  Voor de renovatie is een stedenbouwkundige vergunning nodig met uitgebreide dossiersamenstelling. In de bakkerij was oospronkelijk geen verwarming voorzien.  De dokterspraktijk van 80 m2 zal worden verwarmd met 4 elektrische convectoren met elk een vermogen van 3000 W.  Het opgestelde vermogen bedraagt dus 12000 W. Voor deze verbouwing is het max. toelaatbaar opgesteld vermogen gelijk aan 80 * 15 = 1200W.De aangifteplichtige riskeert een boete voor het niet naleven van de installatie-eisen van : 12000-1200=10800*1,75* = 18.900€

 

Sanitair warm water

 

Elektrische doorstroomtoestellen en boilers.

De eis

Ook voor nieuw te installeren elektrische warmwaterproductietoestellen geldt een maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Het maximaal vermogen van alle nieuwe elektrische warmwater- productietoestellen samen wordt bepaald in functie van de oppervlakte van het gebouw.

 

Begrippen

Pel = elektrisch vermogen in W bepaald door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warmwaterproductietoestellen;

A = oppervlakte in m² bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte van het gebouw.

 

Aandachtspunten

  • de grens van 2,5 kW komt overeen met één elektrische boiler die geschikt is voor het leveren van sanitair warm water in kleinere woningen. Gebouwen met een oppervlakte groter dan 150m² kunnen een groter vermogen plaatsen.
  • Bij een te grote vraag zal het niet meer mogelijk zijn om enkel elektrische toestellen te plaatsen.

 

Boete

Indien het elektrische vermogen overschreden wordt zal er een boete toegekend worden van 0.75 euro/W afwijking op het maximaal toegestaan vermogen voor elektrische warmwaterproductietoestellen.

 

Circulatieleidingen

De eis

Leidingen en accessoires voor het vervoer van warm tapwater, moeten geïsoleerd zijn.

De minimale vereiste isolatiedikte is afhankelijk van:

o   de ontwerpvertrektemperatuur

o   de omgeving van de leiding

o   de buitendiameter van de leidingen

 

Aandachtspunten

  • De dikte van de leidingisolatie zoals voorzien in de regelgeving is absoluut minimaal.  Circulatieleidingen worden best beter geïsoleerd.
  • Het gebruik van circulatieleidingen heeft het voordeel dat het warm water snel beschikbaar is en het water blijft op hoge temperatuur.
  • De impact van een circulatieleiding op het primair energieverbruik is zeer groot. Het energieverbruik moet zoveel mogelijk beperkt worden. Dit kan door:

- optimale leiding isolatie

een optimaal traject van de circulatieleidingen

- een optimale positie van de stookplaats

Boete

Bij het niet voldoen aan de eis wordt een boete aangerekend van 30 euro per afwijking van 1m²/K.W en per geïnstalleerde m segmentlengte.

 

 

Koeling

 

De eis

Voor ijswatersystemen waarbij het koelwater bereid wordt met een lucht- of watergekoelde compressiekoelmachine geldt een minimaal installatierendement. Het minimale rendement voor de koelinstallatie hangt af van het soort koelmachine.

Bij de bepaling van het installatierendement wordt rekening gehouden met de volgende factoren:

o   de energie-efficiëntieverhouding van de ijswatermachine bepaald bij de ‘standard rating conditions’

o   het gedrag van de ijswatermachine bij deellast

o   de isolatie van de koelleidingen

o   de regeling van de koelinstallatie

 

Begrippen

E.E.R. Het getal dat gebruikt wordt om het rendement van een koelmachine te duiden.

 

Net zoals de COP bij thermische warmtepomp geeft de “Energy Efficiency Ratio” een beeld van het rendment van de koelmachine onder gecontroleerde testcondities.  De EER is dus toestel-afhankelijk.  Op basis van de EER wordt in de EPB-rekenmethodiek een seizoensgemiddeld rendement of SEER berekend.

 

SEER  : Seasonal energy efficiency ratio

De SEER van een koelinstallatie is gelijk aan de geleverde koel-energie gedurende een typisch koelseizoen gedeeld door de totale elektrische input gedurende dezelfde periode.  Bij de berekening van de SEER wordt niet alleen rekening gehouden met het rendement van het toestel maar ook met de variabelen die het uiteindelijk energieverbruik voor koeling beïnvloeden zoals de het feit dat de koelinstallatie niet altijd op vollast werkt, de wijze van regeling en de leidingisolatie.

standard rating conditions : de bij norm vastgelegde testomstandigheden en werkingsmodaliteiten die gebruikt worden tijdens het testen van de rendementen voor warmtepompen of koelmachines.

 

Aandachtspunten

  • De eisen op de technische installaties gelden alleen voor die installatie waarbij de koeling gebeurt dmv ijswaterproductie.  Voor andere koelinstallaties buiten deze gespecifieerd hierboven gelden geen eisen binnen de energieprestatieregelgeving.

 

Boete

Bij het niet behalen van het installatierendement volgt een boete van 14 euro per afwijking op het systeemrendement van ijswatersystemen per m² gerenoveerd gebouw.

 

 

Ventilatiesystemen

 

De eis

Een nieuw geplaatst of vervangen centraal ventilatiesysteem dat voorziet in mechanische toe-en afvoer moet na renovatie voorzien zijn van een warmteterugwinapparaat. Voor serieproducten[1] bedraagt het minimaal warmteterugwinrendement minstens 75%.

Bij de bepaling van het warmteterugwinrendement wordt rekening gehouden met de volgende factoren:

  • het testrendement van de warmteterugwinning dient bepaald volgens bijlage G van het wijzigingsbesluit van 20 mei 2011
  • de luchtdichtheidklasse van de luchtgroep die opgegeven wordt door de fabrikant
  • de luchtdichtheid van de kanalen (klasse B = minimum vereist, bij maximale testdruk van 1000 Pa een lekverlies van 0.80 l/s.m²)
  • de isolatie van de kanalen al of niet conform de eisen
  • de aan- of afwezigheid van een aërolische inregelrapport
  • de snelheidsregeling van de ventilatoren

 

Aandachtspunten

  • De eisen zijn enkel van toepassing op een centraal ventilatiesysteem met mechanische toevoer en mechanische afvoer”.
  • Ook voor niet-serieproducten moet er warmteterugwinning zijn. Maar in dat geval is geen minimaal warmteterugwinrendement van toepassing.
  • Een toestel met een minder goed rendement is mogelijk indien dit gecompenseerd wordt door bv een inregelrapport of dichtheidsmetingen van de kanalen of….
  • Door juiste en gedetailleerde ingaven kunnen boetes vermeden worden.

 

Boete

De boete bedraagt 0,30€ per afwijking van 1% per m² op het warmteterugwinrendement van centrale ventilatiesystemen met mechanische toevoer en afvoer.

 

 

Verlichting

De eis 

In elke ruimte van een niet-residentieel gebouw waar de volledige verlichting wordt vernieuwd, moet het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen voldoen aan het maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen (wequiv, max in W/m²).

 

Begrippen

specifiek geïnstalleerd vermogen

Het specifiek geïnstalleerd vermogen (w in W/m²) is de som van het geïnstalleerd vermogen van vaste verlichtingstoestellen (aan plafond muur en vloer), inclusief het vermogen van de ballasten en de transformatoren, gedeeld door de nettovloeroppervlakte van het lokaal.

 

equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen

Het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen (Wequiv in W/m²) is het bepaalde specifiek geïnstalleerd vermogen vermenigvuldigd met de respectievelijke correctiefactoren voor aanwezigheidsdetectie, daglichtsturing en/of dimmen, als die sturingen voorzien zijn. De correctiefactoren zijn combineerbaar.

 

Aandachtspunten

  • De correctiefactor voor daglichtafhankelijk dimmen mag enkel worden toegepast in lokalen waar vensters aanwezig zijn.
  • In lokalen waar vensters aanwezig zijn, moet aanwezigheidsdetectie worden geplaatst van het type ‘manueel aan/automatisch uit’ om de correctiefactor i.v.m. sturing te mogen toepassen.  
  • Het feit dat het visueel comfort niet opgenomen is in de uitdrukking van de eis, ontslaat de ontwerper niet van zijn verantwoordelijkheid om te voldoen aan de gangbare normen. Richtlijnen rond visueel comfort zijn terug te vinden in de norm voor werkplekverlichting NBN EN12464-1. In die norm worden minimale verlichtingssterktes opgegeven voor elk type werkplek.

 

Boete

De boete bedraagt 1,75 euro per afwijking van 1W op het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen van verlichtingssystemen.

voorbeeld:

In een kantoorruimte van 12 m² wordt een TL-verlichting geplaatst. Totaal geïnstalleerd vermogen bedraagt 210 W – er is geen aanwezigheidsdetectie, geen daglicht sturing en geen mogelijkheid tot dimmen.

Het specifiek geïnstalleerd vermogen is gelijk aan W = 17.5 W/m² - er kunnen geen correctiefactoren toegepast worden. De berekende waarde van 17.5 W/m² moet dan vergeleken worden met de maximale waarde uit tabel 6 , zijnde 15 W/m². Conclusie : de verlichting voldoet niet aan de installatie-eis.  De boete bedraagt 2,5 (W/m² afwijking) * 12 m2 * 1,75€ = 52,5€ (voor één lokaal van 12 m2)

 

 

 

Energieverbruikmeters

De eis

Bij bepaalde grotere installaties is het plaatsen van een energieverbruiksmeters verplicht.

Begrippen

brandstofmeters

Volume- of massameter met weergave van een numerieke meterstand (resolutie < 1 m³ of 1 kg), uitgerust met een systeem (type impulsgever) dat een automatische opneming (d.w.z. niet manueel – visuele weergave) van de meterstand toelaat.

 

Calorimeters

De calorimeters zijn van het integrale type: ze zijn uitgerust met een elektronische rekeneenheid die de numerieke integratie uitvoert van het gemeten waterdebiet en het verschil in watertemperatuur tussen de vertrek- en de retourleiding. De meter moet voldoen aan de klasse 2 volgens de norm NBN EN-1434 warmtemeters.

 

Elektriciteitsmeters

De elektriciteitsmeter meet de actieve energie weergegeven in de vorm van een numerieke index met een minimale resolutie van 1 kWh, meters op DIN-rails. De meter beantwoordt aan de normen NBN EN 62053-11 en NBN EN 62053-21.

 

Aandachtspunten

  • bij de warmteproductie door ketels wordt het totale brandstofverbruik gevraagd. Dit kan gebeuren met 1 of meerdere metingen waar de meterstanden worden opgeteld.
  • als minimaal één ketel van het verwarmingssysteem uitgerust is met een brander die op meer dan één brandstof kan werken (al dan niet gelijktijdig), dan moet een verbruiksmeter voor elk brandstoftype worden geplaatst.

 

Boete

Als geen energieverbruiksmeter geplaatst is waar dat wel verplicht is, bedraagt de boete 2,5 euro per m² oppervlakte bediend door de installatie. De ‘oppervlakte bediend door de installatie’ (uitgedrukt in m²) is de som van de vloeroppervlaktes van alle ruimtes waarin minstens één warmte/koude afgifte-element of inblaasmond van warme/koude lucht aangesloten is op de betreffende installatie.